This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wanneer vond de Eerste Wereldoorlog plaats?
A
1913-1917
B
1914-1918
C
1915-1919
D
1916-1920
Slide 1 - Quiz
Woodrow Wilson was een Amerikaanse president die herinnert wordt als de president die
A
zorgde dat de VS de oorlog verklaarde aan Duitsland
B
het advies heeft gegeven een Volkenbond op te richten
C
bemiddeld heeft in de Japans-Russische oorlog
D
de onbeperkte duikbotenoorlog heeft afgekondigd
Slide 2 - Quiz
Wat zie je op de afbeelding?
A
Gevolg van de Eerste Wereldoorlog
B
Aanleiding van de Eerste Wereldoorlog
C
Indirecte oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
Slide 3 - Quiz
Welke bondgenoten had Duitsland in de eerste wereldoorlog? (Triple Alliantie)
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Rusland
C
Frankrijk
D
Italië
Slide 4 - Quiz
Rusland stapt uit de oorlog, omdat er een revolutie komt in Rusland
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Hoe werd communistisch Rusland genoemd?
A
Wit-Rusland
B
USSR
C
Sovjet-Unie
D
CCCP
Slide 6 - Quiz
Welke (grote) landen horen er bij de Geallieerde?
A
Rusland, Engeland, Frankrijk, Amerika
B
Engeland, Japan, Frankrijk, Amerika, Rusland
C
Duitsland, Canada, Zuid-Afrika
D
Frankrijk, Japan, Amerika, Rusland, Engeland
Slide 7 - Quiz
Welke landen horen bij de geallieerden in 1916?
A
Frankrijk, Engeland, Rusland en Oostenrijk
B
Frankrijk, Engeland en Rusland
C
Frankrijk, Engeland en Italië
D
Frankrijk, Rusland en Oostenrijk Hongarije
Slide 8 - Quiz
Stelling: Lenin bracht vrede in Rusland.
A
Juist
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Van welk land is dit de vlag?
A
Duitsland
B
Engeland
C
Rusland
D
Frankrijk
Slide 10 - Quiz
De keizer in Rusland werd tsaar genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Wie heeft de macht in Rusland in 1916?
A
Tsaar Nicolaas
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II
Slide 12 - Quiz
Welk land hoorde NIET bij de centralen?
A
Duitsland
B
Oostenrijk-Hongarije
C
Turkije
(Ottomaanse rijk)
D
Rusland
Slide 13 - Quiz
Rusland sluit in ... vrede met Duitsland
A
1914
B
1917
C
1918
D
1933
Slide 14 - Quiz
Wie werd er aangewezen als grote schuldige van de Eerste Wereldoorlog?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Oostenrijk
D
Rusland
Slide 15 - Quiz
Wie vochten er aan het einde van de Eerste Wereldoorlog niet?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Amerika
D
Rusland
Slide 16 - Quiz
Wie hoort niet bij de Triple Entente
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Italië
D
Rusland
Slide 17 - Quiz
Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As Mogendheden
D
NAVO
Slide 18 - Quiz
in 1918 behoorden tot de Geallieerden:
A
Rusland
B
Amerika
C
Frankrijk
D
Nederland
Slide 19 - Quiz
Welk land heeft het meeste gifgas gebruikt in de Eerste Wereldoorlog?
A
Duitsland
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Rusland
Slide 20 - Quiz
Wie is de belangrijkste veroorzaker van WO 1 volgens de tekenaar?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Duitsland
D
Rusland
Slide 21 - Quiz
Uit welk land kwam Gavrilo Princip?
A
Oostenrijk
B
Hongarije
C
Rusland
D
Bosnië-Herzegovina
Servië
Slide 22 - Quiz
De volkenbond ontstond in...
A
1914
B
1919
C
1929
D
1933
Slide 23 - Quiz
Welke president wilde een Volkenbond oprichten?
A
Clemenceau
B
Lloyd George
C
Wilson
D
Lenin
Slide 24 - Quiz
Welk land mocht niet meedoen met de Volkenbond?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Rusland
D
Duitsland
Slide 25 - Quiz
Een belangrijk speerpunt van de Volkenbond was:
A
Zelfbeschikkingsrecht
B
Genoegdoening
C
Een gezamenlijk leger
D
Machtsevenwicht
Slide 26 - Quiz
Waarom mocht Duitsland niet mee doen met de Volkenbond?
A
Duitsland was te klein en had dus toch al niets te zeggen.
B
Duitsland was de grote verliezer. Haha losers.
C
De Amerikanen vonden de Duitsers stom.
D
Volkenbond? Kun je dat eten?
Slide 27 - Quiz
Waarom was de Volkenbond niet zo succesvol?
A
De Amerikanen deden niet mee
B
De afspraken in de Volkenbond waren niet duidelijk
C
Er was geen goede vergaderplek
D
De Nederlanders deden niet mee
Slide 28 - Quiz
Welk woord past het beste bij de afbeelding?
A
Loopgraven
B
Propaganda
C
Militarisme
D
Bondgenootschap
Slide 29 - Quiz
Bron uit WO I: Welk begrip is hierop van toepassing?
A
ontspanning
B
vluchtelingen
C
herdenking
D
loopgraven
Slide 30 - Quiz
Bron uit WO I: Welk begrip is hierop van toepassing?
A
ontspanning
B
censuur
C
nieuwe wapens
D
loopgraven
Slide 31 - Quiz
Welk woord past het beste bij de afbeelding?
A
Loopgraven
B
Propaganda
C
Militarisme
D
Bondgenootschap
Slide 32 - Quiz
Wat is GEEN oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Moord op Frans Ferdinand
B
Bondgenootschappen
C
Loopgraven
D
Wraakgevoelens
Slide 33 - Quiz
Het gebied tussen 2 vijandige loopgraven heet ... ?
A
Trench
B
Kraterland
C
Niemandsland
D
Gevaarlijk gebied
Slide 34 - Quiz
Hoeveel kilometer loopgraven waren er in 1915 in totaal aangelegd?
A
10.000 km
B
1000 km
C
15.000 km
D
40.000 km
Slide 35 - Quiz
Welk nieuw wapen werd voor het onderstaande doel ingezet?
'Verkenning van de vijandelijke loopgraven'
A
Torpedo
B
Tank
C
Vliegtuig
D
Gifgas
Slide 36 - Quiz
Wat is een kenmerk van een totale oorlog?
A
Legers vechten tegen elkaar
B
Loopgraven
C
Vrouwen werken in een fabriek
D
Tanks
Slide 37 - Quiz
Wat is niet typisch voor WOI?
A
Loopgraven
B
Gas als nieuw massavern.. wapen.
C
Antisemitisme
D
Oorlog zou 1/2 jaar duren max.
Slide 38 - Quiz
Er zijn overeenkomsten als het gaat over de oorzaken van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.
Waar staat een overeenkomst genoemd
A
Ontstaan van loopgraven.
B
Nationalisme.
C
Ontstaan van Nazisme.
D
De opkomst van Hitler.
Slide 39 - Quiz
Welk verdrag moest Duitsland na de Eerste Wereldoorlog tekenen?
A
Verdrag van München
B
Verdrag van Parijs
C
Verdrag van Versailles
D
Verdrag van Münster
Slide 40 - Quiz
Het Verdrag van Versailles zorgde voor veel onvrede bij de Duitse bevolking. Dit was een ....?... oorzaak voor het uitbreken van WO II
A
directe
B
indirecte
Slide 41 - Quiz
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 42 - Quiz
Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
Welk argument hoort bij deze mening?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.
Slide 43 - Quiz
Wat stond er niet in het verdrag van Versailles
A
Duitsland moest kolonies inleveren
B
Duitsland moest herstelbetalingen betalen
C
Duitsland moest grondgebied inleveren
D
Het Duitse leger mocht nog maar 1.000.000 soldaten hebben.
Slide 44 - Quiz
In de bron is een mening te herkennen over het Verdrag van Versailles. Welke mening is te herkennen in de prent?
A
De politieke leiders helpen Duitsland om de vredesvoorwaarden te
accepteren.
B
De politieke leiders leggen Duitsland zonder te onderhandelen zware vredesvoorwaarden op.
C
Duitsland voelt zich schuldig over de oorlog en accepteert de zware
vredesvoorwaarden.
D
Duitsland wil doorvechten en accepteert daarom de vredesvoorwaarden niet.