This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
4.2 Het huishouden doen
Slide 1 - Slide
planning
nakijken 4.1
lesdoelen 4.2
theorie 4.2
aan de slag
Slide 2 - Slide
Welke taken heb jij in het huishouden?
Slide 3 - Mind map
leerdoelen
Je kunt redenen noemen om op te ruimen en schoon te maken.
Je weet hoe je moet schoonmaken.
Je kunt milieubewust omgaan met schoonmaakmiddelen.
Je kent diverse keurmerken voor ecologische schoonmaakmiddelen
Slide 4 - Slide
Handig huishouden:
je denkt na over de beste manier om de zorgtaken te doen
Je kunt daarbij rekening houden met:
– de planning van het werk
– de hygiëne
Verzorgen van je kamer
– Opruimen: alle spullen op hun plek leggen
– Schoonmaken: weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil
Slide 5 - Slide
Redenen om je kamer op te ruimen.
– Je kunt alles sneller vinden
– Veel mensen vinden het gezelliger
Slide 6 - Slide
Reden om je kamer schoon te houden.
– Het is hygiënischer. Je hebt een kleinere kans op ziekten
– Voorbeeld van een ziekte: allergisch zijn voor huisstofmijt
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Op het etiket vind je de gebruiksaanwijzing. Daar staat ook de juiste dosering. De dosering geeft aan hoeveel (dopjes) schoonmaakmiddel je moet oplossen in hoeveel (liter) water. Hoe meer schoonmaakmiddel je gebruikt, hoe hoger de concentratie is.
Slide 9 - Slide
Huisstofmijt
Ze komen overal in het huis voor, het liefst op warme en vochtige plaatsen (ook in je bed dus). 0,3 millimeter groot
Slide 10 - Slide
De huisstofmijt kan een allergische reactie geven die lijkt op hooikoorts.
Je bent niet allergisch voor het beestje zelf, maar voor zijn uitwerpselen (poep).
Deze uitwerpselen verspreid de huisstofmijt door het huis. Hoe ziet een allergie tegen huisstofmijt er uit en wat kun je er tegen doen?
HUISSTOFMIJT
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
schoonmaakmiddelen
zorg voor veiligheid voor jezelf en anderen
Gebruik milieuvriendelijke schoonmaakspullen
Slide 13 - Slide
Let op wat je koopt
Let op je uitgaven voor het huishouden
Slide 14 - Slide
Hoeveel gebruiken?
Dosering = hoeveel je er in moet doen ( meestal vermengen met water)
concentratie = hoe veel er in verhouding in zit
Slide 15 - Slide
Milieubewust schoonmaken
milieu= omgeving waarin je leeft
milieubewust= rekening houdend met het milieu
Slide 16 - Slide
hoe?
kies voor natuurlijke schoonmaakmiddelen= middelen waarvan de grondstoffen uit de natuur komen.
of biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen= De natuur kan deze producten opruimen.
Voorbeelden; zijn groene zeep, schoonmaakazijn, soda en spiritus.
Slecht voor het milieu: chloor (bleekwater), ammonia en
synthetische schoonmaakmiddelen= Daarvan zijn de grondstoffen kunstmatig gemaakt
b.v. gootsteenontstoppers en ovenreinigers
Slide 17 - Slide
Ecologische schoonmaakmiddelen
niet alles is wat het lijkt!
hoeveel oerwoud is gekapt?
is de verpakking afbreekbaar?
ecologische schoonmaakmiddelen=
echt milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen met een milieukeurmerk waar strenge eisen aan zitten
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Aan de slag
Maken opdrachten 4.2
Slide 20 - Slide
Een huishouden is een groep mensen die samen woont.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
LAT-relatie: Living apart toghether
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Is dit een goed voorbeeld van emancipatie: Vrouwen mogen ook stemmen.
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Je doet wat er van je verwacht wordt. Is dat rolgedrag?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Is agent zijn een mannen beroep?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Hoe noem je het als iemand een liefdesrelatie heeft maar niet samen woont?
A
Woongroep
B
Gezin
C
LAT-relatie
D
gehuwd samenwonen
Slide 26 - Quiz
Bij een grootfamilie wonen; ouders, kinderen en kleinkinderen in een huis.
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
Opruimen =
A
alle spullen op hun plek leggen
B
weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil
Slide 28 - Quiz
Huisstofmijten zie je met het blote oog.
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
Een huishouden is een groep mensen die samen woont.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quiz
LAT-relatie: Living apart toghether
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quiz
Is dit een goed voorbeeld van emancipatie: Vrouwen mogen ook stemmen.
A
Ja
B
Nee
Slide 32 - Quiz
Je doet wat er van je verwacht wordt. Is dat rolgedrag?
A
Ja
B
Nee
Slide 33 - Quiz
Hoe noem je het als iemand een liefdesrelatie heeft maar niet samen woont?
A
Woongroep
B
Gezin
C
LAT-relatie
D
gehuwd samenwonen
Slide 34 - Quiz
Bij een grootfamilie wonen; ouders, kinderen en kleinkinderen in een huis.
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quiz
Opruimen =
A
alle spullen op hun plek leggen
B
weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil
Slide 36 - Quiz
Huisstofmijten zie je met het blote oog.
A
Ja
B
Nee
Slide 37 - Quiz
leerdoelen
Je kunt redenen noemen om op te ruimen en schoon te maken.
Je weet hoe je moet schoonmaken.
Je kunt milieubewust omgaan met schoonmaakmiddelen.
Je kent diverse keurmerken voor ecologische schoonmaakmiddelen