This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Regels van orde
1e keer: Waarschuwing
2e keer: Overschrijven basisstof-intro van vandaag (1 à 2 blz.)
3e keer: Overschrijven ALLE intro's van het thema (10 à 20 blz.)
4e keer: Eruit, naar meneer Wiesman of Brauns
Nooit! Geluid uit telefoons Oordopjes in Eten/drinken Gooien
Slide 2 - Slide
4.2 Het huishouden doen
Slide 3 - Slide
Welke taken heb jij in het huishouden?
Slide 4 - Mind map
leerdoelen
Je kunt redenen noemen om op te ruimen en schoon te maken.
Je weet hoe je moet schoonmaken.
Je kunt milieubewust omgaan met schoonmaakmiddelen.
Je kent diverse keurmerken voor ecologische schoonmaakmiddelen
Slide 5 - Slide
Handig huishouden:
je denkt na over de beste manier om de zorgtaken te doen
Je kunt daarbij rekening houden met:
– de planning van het werk
– de hygiëne
Verzorgen van je kamer
– Opruimen: alle spullen op hun plek leggen
– Schoonmaken: weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil
Slide 6 - Slide
Redenen om je kamer op te ruimen.
– Je kunt alles sneller vinden
– Veel mensen vinden het gezelliger
Slide 7 - Slide
Reden om je kamer schoon te houden.
– Het is hygiënischer. Je hebt een kleinere kans op ziekten
– Voorbeeld van een ziekte: allergisch zijn voor huisstofmijt
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Op het etiket vind je de gebruiksaanwijzing. Daar staat ook de juiste dosering. De dosering geeft aan hoeveel (dopjes) schoonmaakmiddel je moet oplossen in hoeveel (liter) water. Hoe meer schoonmaakmiddel je gebruikt, hoe hoger de concentratie is.
Slide 10 - Slide
Huisstofmijt
Ze komen overal in het huis voor, het liefst op warme en vochtige plaatsen (ook in je bed dus). 0,3 millimeter groot
Slide 11 - Slide
De huisstofmijt kan een allergische reactie geven die lijkt op hooikoorts.
Je bent niet allergisch voor het beestje zelf, maar voor zijn uitwerpselen (poep).
Deze uitwerpselen verspreid de huisstofmijt door het huis. Hoe ziet een allergie tegen huisstofmijt er uit en wat kun je er tegen doen?
HUISSTOFMIJT
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
schoonmaakmiddelen
zorg voor veiligheid voor jezelf en anderen
Gebruik milieuvriendelijke schoonmaakspullen
Slide 14 - Slide
Let op wat je koopt
Let op je uitgaven voor het huishouden
Slide 15 - Slide
Hoeveel gebruiken?
Dosering = hoeveel je er in moet doen ( meestal vermengen met water)
concentratie = hoe meer je erin doet hoe hoger het concentratie
Slide 16 - Slide
Milieubewust schoonmaken
milieu= omgeving waarin je leeft
milieubewust= rekening houdend met het milieu
Slide 17 - Slide
hoe?
kies voor natuurlijke schoonmaakmiddelen= middelen waarvan de grondstoffen uit de natuur komen.
of biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen= De natuur kan deze producten opruimen.
Voorbeelden; zijn groene zeep, schoonmaakazijn, soda en spiritus.
Slecht voor het milieu: chloor (bleekwater), ammonia en
andere synthetische schoonmaakmiddelen= Daarvan zijn de grondstoffen kunstmatig gemaakt.
Slide 18 - Slide
Ecologische schoonmaakmiddelen
niet alles is wat het lijkt!
ecologische schoonmaakmiddelen=
milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen met een milieukeurmerk
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Hw opdrachten
KGT= 4.2 1 tm 8 (5,7 overslaan)
BB=
4.7 opdr 1
4.2 1 tm 7 (4 overslaan)
Slide 21 - Slide
Zelfstandig werken
fluisterend overleggen
Open je boek op blz: Kader 221/ Basis 199
Lees en maak opgaven:
Kader 1 t/m 8 Basis 1 t/m 7 (overslaan: 4)
timer
15:00
Muziekje erbij?
Slide 22 - Slide
Een huishouden is een groep mensen die samen woont.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
LAT-relatie: Living apart toghether
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Is dit een goed voorbeeld van emancipatie: Vrouwen mogen ook stemmen.
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Je doet wat er van je verwacht wordt. Is dat rolgedrag?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quiz
Is agent zijn een mannen beroep?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
Hoe noem je het als iemand een liefdesrelatie heeft maar niet samen woont?
A
Woongroep
B
Gezin
C
LAT-relatie
D
gehuwd samenwonen
Slide 28 - Quiz
Bij een grootfamilie wonen; ouders, kinderen en kleinkinderen in een huis.
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
Opruimen =
A
alle spullen op hun plek leggen
B
weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil
Slide 30 - Quiz
Huisstofmijten zie je met het blote oog.
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
Een huishouden is een groep mensen die samen woont.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quiz
LAT-relatie: Living apart toghether
A
Juist
B
Onjuist
Slide 33 - Quiz
Is dit een goed voorbeeld van emancipatie: Vrouwen mogen ook stemmen.
A
Ja
B
Nee
Slide 34 - Quiz
Je doet wat er van je verwacht wordt. Is dat rolgedrag?
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quiz
Hoe noem je het als iemand een liefdesrelatie heeft maar niet samen woont?
A
Woongroep
B
Gezin
C
LAT-relatie
D
gehuwd samenwonen
Slide 36 - Quiz
Bij een grootfamilie wonen; ouders, kinderen en kleinkinderen in een huis.