Wikiwijs 3.1.1. 1hv verwijswoorden

Even terughalen

Zelfstandige naamwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Even terughalen

Zelfstandige naamwoorden

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord?

Slide 2 - Mind map

Zelfstandig naamwoord 
  1. Koppeltje met de-het-een
  2. Mensen, dieren, dingen/voorwerpen, planten en gevoel
  3. Heeft een meervoud
  4. Heeft (vaak) een verkleinwoord


                                 

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen ...
Stapje verder:
geslacht  bepalen van een zelfstandige naamwoord
Volgende week:
Verwijswoorden 

Slide 4 - Slide

Woordgeslacht
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het Nederlands mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn. Dit noem je het woordgeslacht van een woord.

het-woorden zijn (bijna) altijd onzijdig

de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk.

Slide 5 - Slide

geslacht
mannelijk       >    de       de man,  de hond,  de kano

vrouwelijk      >    de        de vrouw,  de regering,  de bibliotheek

onzijdig          >    het       het boek,  het bedrijf,   het festival

meervoud      >    de        de mannen,   de bedrijven, de festivals

Slide 6 - Slide

Woorden.org
Soms is het lastig om te bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Je kan dit dan opzoeken in een (online) woordenboek. 
Daar staat bij een woord altijd:

  • m als het woord mannelijk is
  • v als het woord vrouwelijk is
  • o als het woord onzijdig is

Slide 7 - Slide

Onzijdige woorden
Onzijdige woorden zijn erg makkelijk te herkennen. Dit zijn namelijk alle het-woorden, bijvoorbeeld: 
(het) schilderij, (het) autootje, (het) huis, (het) raam.

Woorden als: het meisje, het jongetje, het vrouwtje, het mannetje etc. zijn op deze regel een uitzondering.

Slide 8 - Slide

Voorbeeldzinnen (o)

Dat apparaat is al heel oud en wij doen het nu de deur uit.
Dat is een nieuw tijdschrift en ik vind dat het er mooi uitziet.
Het lijkt een goed voorstel maar het is nog niet aantrekkelijk genoeg.

Slide 9 - Slide

Vrouwelijke woorden
De-woorden die meisjes/vrouwen aangeven zijn natuurlijk vrouwelijk, zoals: buurvrouw, zangeres, poes, merrie en dus ook woorden als: meisje, vrouwtje etc

In deze gevallen weet je dat je zij/haar moet gebruiken..

Slide 10 - Slide

Voorbeeldzinnen (v)

De zangeres heeft haar kijkers opgeroepen te gaan stemmen.
De poes ligt te spinnen, zij ligt op haar gemak in de zon.
Die sportvereniging viert haar jubileum.

Slide 11 - Slide

Mannelijke woorden
De-woorden die mannen/jongens aangeven zijn altijd mannelijk, zoals: buurman, zanger, kat, hengst en dus ook woorden als: jongetje, mannetje etc. 

In deze gevallen weet je dat je hij/hem moet gebruiken.

Slide 12 - Slide

Voorbeeldzinnen (m)

De kano sloeg om, hij zonk naar de bodem.
De buurman i bezig in de tuin, hij ziet er stoer uit
Er is geen wedstrijd, hij is afgelast.

Slide 13 - Slide

Blijf opletten
Het is niet altijd duidelijk met welk woordgeslacht je te maken hebt. Veel woorden zijn mannelijk, maar de 'de-woorden' die eindigen op onderstaande achtervoegsels zijn vrouwelijk
-heid, -nis, -schap: waarheid, gevangenis, beterschap
-de, -te: liefde, diepte
-ij, -ie: bakkerij, razernij, politie, familie
-ing, -theek, -teit, -tuur: regering, bibliotheek, puberteit, natuur
Bij bovenstaande woorden gebruik je dus altijd de verwijswoorden haar en zij.

Slide 14 - Slide

Blijf opletten 2
Wanneer je te maken hebt met een samengesteld woord (twee woorden aan elkaar geplakt) dan kijk je altijd naar het laatste woord om te bepalen of je de of het gebruikt, bijvoorbeeld:
het boek (o), maar de boekenkast (m)

Gebruik niet overal 'haar' in plaats van 'zijn', ook al klinkt het goed.
Het kabinet heeft zijn standpunt->geen haar
Het bestuur heeft zijn leden opgeroepen te komen.

Slide 15 - Slide

Geslacht  +  verwijswoorden
geslacht                        verwijswoorden

mannelijk    (de):         hij, hem, zijn              deze, die
vrouwelijk   (de):          zij, ze, haar                deze, die
onzijdig       (het):         het, zijn                       dit, dat
meervoud:  (de)           zij, ze, hen,                hun deze, die

Slide 16 - Slide

De speler ... scoorde, won de wedstrijd

Speler is mannelijk(de), vrouwelijk(de) of onzijdig(het)?
A
onzijdig
B
mannelijk
C
vrouwelijk

Slide 17 - Quiz

De speler ... scoorde won de wedstrijd.

Klik het goede verwijswoord aan.
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 18 - Quiz

Dit product is zo gewild, dat het/hij/ze voorlopig niet te bestellen is.

Wat is het goede verwijswoord?
A
het
B
hij
C
ze
D
het, hij, ze

Slide 19 - Quiz

Deze regering heeft haar/zijn/hun corona-beleid aangepast.

Wat is het juiste verwijswoord?
A
zijn
B
hun
C
haar
D
haar, zijn, hun

Slide 20 - Quiz

Het glas is gevallen en...

Wat is het juiste verwijswoord?
A
dit
B
hij
C
zij
D
het

Slide 21 - Quiz

De televisiezender heeft... programma's herzien.

Wat is het juiste verwijswoord?
A
zijn
B
hun
C
haar
D
haar, zijn, hun

Slide 22 - Quiz

even herhalen ...
mannelijk (de):                  hij, hem, zijn                deze, die
vrouwelijk (de):                 zij, ze, haar                    deze, die
onzijdig (het):                    het, zijn                          dit, dat

meervoud: (de)                 zij, ze, hen, hun           deze, die

Slide 23 - Slide

Voorbeeldzinnen 
Ik zag de dans (m) en wilde hem meteen leren.
De regering (v) stelde haar onderdanen gerust.
Het bedrijf (o) heeft zijn nieuwe vestiging geopend.
De gasten (mv) hebben hun drinken gekregen.

Slide 24 - Slide