Dag 3

thema 14: Overtuigen
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

thema 14: Overtuigen

Slide 1 - Slide

de fout
  • als iets niet goed is
  • fout <---> goed
  • de fout - de fouten
  • zin: Het antwoord is fout
  • zin: Fouten maken mag :-)
13

Slide 2 - Slide

gewoon
  • normaal
  • zin: Schoenen uitdoen in huis, is voor veel mensen heel gewoon.
14

Slide 3 - Slide

graag
  • goed, fijn
  • zin: Wilt u koffie? Ja graag!
  • zin: Hij gaat graag naar school.
15

Slide 4 - Slide

hard
  • hard <---> zacht
  • zin: Wat staat het geluid van de televisie hard!
  • hard <---> zacht
  • zin: Een muur is hard.
  • hard  <---> langzaam
  • zin: De auto rijdt heel hard, 100 km per uur!
  • veel, erg 
  • zin: Het regent heel hard!
16

Slide 5 - Slide

het hart
  • het deel van je lichaam links achter je borst, waar het bloed doorheen beweegt
  • het hart -  de harten
  • zin: Mijn hart klopt heel snel als ik hem zie!
17

Slide 6 - Slide

kiezen
  • beslissen wat je wilt, als je verschillende dingen kunt doen.
  • werkwoord
  • ik kies - wij kiezen
  • zin: Wil je pasta of aardappels eten? Jij mag kiezen
18

Slide 7 - Slide

Thema 14 - verwerkingsvragen

Slide 8 - Slide

A - "Ik maakt" is een .......
B - Hij is te laat. Hij slaapt ..... uit.
C - Hij kan ...... voetballen. Echt heel goed.
11
A
fout - duidelijk - duidelijk
B
fout - duidelijk - fantastich
C
fout - duidelijk - blijken
D
eind - fantastich - duidelijk

Slide 9 - Quiz

12
timer
1:30
Wat is er héél gewoon?

Slide 10 - Mind map

Maak een zin met:
Werkwoord: kiezen /
de leerlingen / graag

13 & 16
timer
1:30

Slide 11 - Open question

14 & 15
hart
hard

Slide 12 - Drag question

Wil je koffie?
Ja, .................!
15
A
snel
B
liever
C
graag
D
mooi

Slide 13 - Quiz

Wat doe jij graag?
15

Slide 14 - Open question


Wat staat het geluid .......!
16
A
snel
B
hard
C
zacht
D
stevig

Slide 15 - Quiz


De auto's rijden hier......................
16
A
hard
B
stevig
C
langzaam
D
snel

Slide 16 - Quiz

Wat is dit?
17

Slide 17 - Open question


Ik kan niet ..........
Ik ............ links!
18
A
kiezen, kies
B
kies, kiezen
C
kiesen, kiez
D
kiesen, kiezen

Slide 18 - Quiz

Maak een zin.
Gebruik een vorm van het werkwoord
"kiezen".
18

Slide 19 - Open question