7.3 en 7.4: Relaties (samenleven)

Inhoud les
Terugblik populaties 7.2
8 oefeningen over 7.2 Populaties
7.3/7.4 Samen leven en relaties: 
Uitleg over symbiose en voedselrelaties
12 oefeningen over 7.3/7.4 (of de volgende les)
(7.2),-3,-4 bestuderen en maken (huiswerk) FT afspreken met Mrn

Keuze: 7.1 samenvatten, online maken of extra uitleg Mrn.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Inhoud les
Terugblik populaties 7.2
8 oefeningen over 7.2 Populaties
7.3/7.4 Samen leven en relaties: 
Uitleg over symbiose en voedselrelaties
12 oefeningen over 7.3/7.4 (of de volgende les)
(7.2),-3,-4 bestuderen en maken (huiswerk) FT afspreken met Mrn

Keuze: 7.1 samenvatten, online maken of extra uitleg Mrn.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoe noem je het aantal individuen van de populatie?
A
Populatiedichtheid
B
Plaag
C
Draagkracht
D
Populatiegrootte

Slide 4 - Quiz

wat is een goed voorbeeld van een emergente eigenschap van populaties
A
sociale interactie
B
voortbewegen
C
voedsel zoeken en voedsel zijn
D
evolueren

Slide 5 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de populatiedichtheid van de poolvos in het onderzochte gebied?
A
Het aantal poolvossen in een bepaald jaar
B
Het aantal poolvossen in het gebied
C
Het aantal poolvossen over een groot aantal jaren gemeten
D
Het aantal poolvossen per oppervlakte eenheid

Slide 6 - Quiz

Welke van onderstaande factoren heeft een negatieve invloed op de populatiedichtheid?
A
geboorte
B
emigratie
C
immigratie
D
sterfte

Slide 7 - Quiz

Welke curve hoort bij een plaag en welke bij natuurlijk evenwicht
A
J-curve hoort bij natuurlijk evenwicht en S-curve hoort bij een plaag
B
J-curve en S-curve horen beide bij een plaag
C
J-curve en S-curve horen beide bij een natuurlijk evenwicht
D
J-curve hoort bij een plaag en S-curve hoort bij natuurlijk evenwicht

Slide 8 - Quiz

Populaties

Welke verzameling van organismen kan een populatie zijn?
A
alle verschillende grassoorten in een weiland
B
alle wilde Zwijnen in Nederland
C
alle grote poelslakken in een vijver
D
alle waterplanten in een vijver

Slide 9 - Quiz

Als er erg veel rupsen op een maïsveld leven, spreekt men van een rupsenplaag. Er komen dan veel sluipwespen hun eitjes leggen. Na verloop van tijd zijn er dus ook veel sluipwesplarven aanwezig. Men spreekt dan echter niet van een sluipwespenplaag.
Geef een reden waarom de sluipwesplarven geen plaag voor de landbouw vormen.
A
sluipwesplarven zijn geen exoten
B
de sluipwesplarven zijn onschadelijk, alleen de volwassen dieren kunnen een plaag vormen
C
De sluipwesplarven hebben voldoende natuurlijke vijanden en een beperkte hoeveelheid voedsel
D
sluipwesplarven zijn niet schadelijk voor de gewassen.

Slide 10 - Quiz

Welke populatie heeft
de grootste kans om te
veranderen in een plaag?
A
Een populatie met een J-vormige groeicurve.
B
Een populatie met een S-vormige groeicurve.
C
Zowel de populatie met de S- als de J-vormige groeicurve.
D
Beide populaties kunnen niet veranderen in een plaag.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Langdurig samenleven van organismen van 2 verschillende soorten
A
Voedselrelatie
B
Symbiose
C
Predator-prooi relatie
D
Commensalisme

Slide 24 - Quiz

Concurrentie
Commensalisme
Mutualisme
Parasitisme

Slide 25 - Drag question

Mutualisme
Parasitisme
Commensalisme

Slide 26 - Drag question

Het oog op de vleugel van een vlinder is een voorbeeld van ....
A
camouflage
B
mimicry
C
mutualisme
D
parasitisme

Slide 27 - Quiz

Binnen een ecosysteem zijn...
1. Dieren met dezelfde niche elkaars concurrenten.
2. Dieren met dezelfde habitat elkaars concurrenten
A
1. Goed 2. Goed
B
1. Fout 2. Fout
C
1. Goed 2. Fout
D
1. Fout 2. Goed

Slide 28 - Quiz

Dit is een voorbeeld van:
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 29 - Quiz

De larve van de nachtvlinder heeft een groot aantal bacteriën in zijn verteringskanaal. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol bij de vertering van het voedsel van de larven.
1p 6. Met welke biologische term wordt de relatie tussen de larve en de bacteriën aangeduid?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Predator-prooi relatie

Slide 30 - Quiz

Roodborst voert een jonge koekoek

Welke samenlevingsvorm is dit?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
D
Epifytisme

Slide 31 - Quiz

Bladluizen prikken in een bastvat om suikers te eten. Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Epifytisme

Slide 32 - Quiz

Hiernaast zie je een diagram van een prooi-predator-relatie. Wie is de predator?
A
Heidewants
B
Lieveheersbeestje
C
Kan beiden zijn
D
Dit is geen diagram van een prooi-predator relatie

Slide 33 - Quiz

Het habitat van een konijn is ...
A
De dieren die een konijn eet.
B
Alle dieren in het voedselweb van konijn.
C
Het ecosysteem van een konijn.
D
Een grasland, heide met kruiden.

Slide 34 - Quiz

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 35 - Quiz

Wat ga je nu doen? 
- Je checkt of de weektaak van vorige week af is (6.5 en 7.1
   worden morgen definitief afgetekend)
- Je bestudeert 7.3 en 7.4 door een samenvatting te maken met
   alle begrippen (boek en schrift/word nodig).
- Of je maakt 7.3 en 7.4 online via Magister leermiddelen Nectar
- Of je krijgt extra uitleg over 7.3 en 7.4: Relaties   
              let op: kwt bio wo1e over de lever en H7 (voor de FT)

Slide 36 - Slide