Wat doe jij in de winkel? - omgaan met klanten 10-01-2022
Wat doe jij in de winkel?
Omgaan met klanten
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 2
This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
Wat doe jij in de winkel?
Omgaan met klanten
Slide 1 - Slide
Na deze les heb je geleerd?
Hoe je de klant begroet en aanspreekt.
Hoe je met klanten om moet gaan.
Hoe je de klant kan helpen.
Slide 2 - Slide
Geheugen training
Je krijgt een blaadje.
Pen hebben jullie al meegenomen naar de les
Kijk goed naar het volgende plaatje
Slide 3 - Slide
timer
1:00
Slide 4 - Slide
Geheugen training
1.Schrijf zoveel mogelijk op wat je net hebt gezien op de afbeelding.
timer
1:00
Slide 5 - Slide
klanten begroeten en aanspreken.
Komt een klant de winkel binnen, begroet deze dan vriendelijk. Begroeten betekent dat je de klant groet. Zeg op een vriendelijke manier “Goedemorgen”, “Dag meneer” of zoiets. En vergeet niet de klant aan te kijken. Als je met iemand praat, is het altijd prettig als je elkaar aankijkt.
Slide 6 - Slide
Let bij het begroeten en aanspreken van een klant op de volgende regels:
- Je spreekt de klant altijd aan met ‘u’
- Je kijkt de klant aan als je tegen hem praat en naar hem luistert
- Je praat duidelijk en verzorgd Nederlands
- Je bent vriendelijk
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Noem de regels die gelden voor het begroeten van een klant. Het zijn er 4.
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Video
Klanten, wie zijn dat?
Kom je in een winkel om iets te kopen? Dan ben je een klant. Dus klanten zijn de mensen in de winkel die misschien wat kopen. Werk je in de winkel, dan ben je geen klant. Je bent dan personeel. Personeel is iedereen die in de winkel werkt.
Slide 11 - Slide
1. Wat zijn klanten?
Slide 12 - Open question
2. Wanneer hoor je bij het personeel?
Slide 13 - Open question
klanten in de winkel
Bij je werk in een winkel heb je veel met klanten te maken. Waarom komen deze klanten naar je winkel?
Ze hebben allemaal een andere reden.
Let dus goed op de klant, zodat je er goed op kunt reageren.
Slide 14 - Slide
Kijk naar het plaatje, hierover komt zo een vraag.
Slide 15 - Slide
3. Waarvoor komt de klant naar de winkel?
Slide 16 - Open question
"Kun jij even wat brood halen bij de bakker?” vraagt een moeder aan haar dochter. Met welke reden komt de dochter bij de bakker?
Slide 17 - Open question
Een bejaarde vrouw komt binnen bij een doe-het-zelfzaak en kijkt om zich heen. Ze is op zoek naar een boormachine voor haar kleinzoon. Ze ziet eruit of ze niet precies weet waar ze moet zoeken. Wat is de reden van de bejaarde vrouw om naar de winkel te komen? Leg uit.
Slide 18 - Open question
Je werkt bij Zeeman. Klanten kunnen bij Zeeman zelf artikelen pakken uit de schappen. Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.
Slide 19 - Quiz
Je werkt bij Bruynzeel Keukens. Klanten worden hier uitgebreid geïnformeerd over de verschillende keukens. Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.
Slide 20 - Quiz
klanten informeren en doorverwijzen
Klanten kunnen met verschillende vragen bij je komen. Jij probeert ze zo goed mogelijk te helpen. Het leukst is het als je zelf de klant kunt helpen. Je gaat de klant informeren over een artikel. Informeren betekent het geven van informatie.
Kun je ze toch niet zelf helpen? Dan verwijs je de klant door naar bijvoorbeeld een collega of een anderen afdeling. Doorverwijzen betekent dat je de klant naar een ander stuurt, die hem dan gaat helpen.
Slide 21 - Slide
Je kunt een klant op de volgende 3 manieren over een artikel informeren:
- Door uit je hoofd er van alles over te vertellen
- Door hem documentatie te geven
- Door hem te wijzen op de informatie op het artikel zelf
Slide 22 - Slide
Hoe kun je klanten informeren over een artikel?
Slide 23 - Open question
Klanvriendelijk & representatief
Wat is klantvriendelijk zijn?
Wat betekend representatief?
Slide 24 - Slide
wat is klantvriendelijk
Slide 25 - Mind map
Slide 26 - Video
Wat betekend representatief?
Slide 27 - Mind map
Slide 28 - Video
Volgorde van klant ontvangen.
Begroeten (aankijken).
Vraag waar je de klant bij kan helpen.
Klant helpen
Kan je nog wat anders aanbieden (extra verkopen)?
Wens de klant een fijne dag!
Slide 29 - Slide
De docent maakt groepjes!
Slide 30 - Slide
De docent deelt briefjes uit!
Hier staat op wat jullie gaan verkopen.
Slide 31 - Slide
Oefen nu samen!
Verdeel de rollen onder elkaar en wissel deze later om:
klant
verkoper
Slide 32 - Slide
Ging het goed? Wat kon je beter doen?
Slide 33 - Open question
Extra vragen
Slide 34 - Slide
Champignons bereid je op bepaalde wijze om ze te kunnen eten.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een doosje champignons.
Slide 35 - Slide
1. Staat er een bereidingsadvies op het artikel?
A
ja
B
nee
Slide 36 - Quiz
Een spuitbus verf moet je op bepaalde wijze bewaren, zodat hij lang goed blijft.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een spuitbus verf.
Slide 37 - Slide
2. Staat er een bewaaradvies op het artikel?
A
ja
B
nee
Slide 38 - Quiz
Schoensmeer gebruik je op bepaalde wijze om je schoenen er weer goed uit te laten zien.
Bekijk de volgende foto goed. Je ziet hier het etiket van een potje schoensmeer.