The Future tense

Future
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Future

Slide 1 - Slide

Learning goals
  • You will know the differences in future tense
  • You will know when the future tense is used
  • You will know how to use the future tense

Slide 2 - Slide

Toekomende tijd (future)
(will + hele werkwoord)
  • Will + hele werkwoord (verb) - iets aan te bieden, beloftes, aankondigen en besluiten + voorspelling waar je geen bewijs voor hebt.

* He will take you back home. (Hij gaat het ook écht doen)
* I will win the lottery this Saturday (voorspelling, maar geen bewijs)

Slide 3 - Slide

Toekomende tijd (future)
am/are/is + going to + werkwoord
  • Am/are/is + going to + hele werkwoord (verb) - aan te geven dat iemand iets in de toekomst van plan is + voorspelling met bewijs.
* I am going to study for this test (I'm planning to, but not sure yet)
* She is getting an A+ for that exam (they saw her grades and they know she did well - bewijs)

Slide 4 - Slide

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in.
(Maak hier een aantekening van)
Let op wat de rest van de zin van je vraagt:
  • Aanbieden, beloftes, aankondigingen, besluiten + voorspellingen zonder bewijs = will
  • Iets van plan zijn in de toekomst + voorspelling met bewijs = am/are/is + going to + hele werkwoord
  • Afspraken in de nabije toekomst = duurvorm van tegenwoordige tijd waarvan de plaats/tijd al vaststaat - am/are/is (not) + hele werkwoord + ing
  • Tijden volgens een vast schema = tegenwoordige tijd gebruiken

Slide 5 - Slide

Example:
We __________(gaan) to the Cinema tomorrow.
Answer:

We are going to the Cinema tomorrow.

Slide 6 - Slide

We___________(buy) some new clothes this afternoon.

Slide 7 - Open question

You need more apples for this pie. I______(go) to the shop and get some.

Slide 8 - Open question

I_________(do) the dishes in an hour. I promise.

Slide 9 - Open question

>Why are you wearing that old dress?< I_________(act) in a play tonight.
A
will act
B
am acting
C
act
D
are going to act

Slide 10 - Quiz

The film ________(begin) at 9pm.
A
begins
B
will begin
C
is going to begin
D
is beginning

Slide 11 - Quiz