Taaldorp

1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe word jij beoordeeld?
1. Communicatie: snap jij wat er gevraagd/gezegd wordt en kun jij jouw boodschap overbrengen? (het belangrijkste beoordelingscriterium!)
2. Woordenschat.
3. Grammaticale correctheid.
4. Uitspraak en “fluency” (komt het er allemaal een beetje vlot uit?)

Slide 3 - Slide

omschrijving biefstuk
A
meat from a cow
B
flesch
C
kind of beef
D
piece of a chicken

Slide 4 - Quiz

combineer de woorden met de juiste omschrijving
bag on your back
you can draw / write with it
where you sleep on vacation
the paper with the costs
hotelkamer
rekening
potlood
rugzak

Slide 5 - Drag question

Maak setjes van opposites door een blauw woord naar een rood woord te slepen.
round
tall
strong
safe
strange
tight
heavy
arrive
light
dangerous
square
loose
normal
weak
depart
short

Slide 6 - Drag question

wat komt het beste in de buurt van een beschrijving van een bestelbus?
A
with wheels
B
like car to move bigger things
C
you can drive it
D
white and big

Slide 7 - Quiz

Tip 4: geef woorden die in de buurt komen van wat jij wilt zeggen

Slide 8 - Slide


Tip 4: Gebruik tegenovergestelden!

Iets omschrijven lukt beter als je tegenovergestelden kent. In het Engels noem je dat opposites

Bijvoorbeeld: Je bent bij het reisbureau en je staat op het punt om een reis te boeken. Je vindt de reis te duur, maar je kan even niet op het Engelse woord komen, maar je weet wel wat 'goedkoop' is!
 
Dan kun je ook zeggen: "That is not cheap!"     of...
als je het woord 'cheap' niet kent: "That is too much money."

Slide 9 - Slide

Tip 3: omschrijf hoe je het gebruikt of wie het gebruikt
Waar heeft het mee te maken?
clothing?
beauty?
media?
food?
travel?
health?

Waar gebruik je het?
In the kitchen?
In the car?
In the bathroom?
At school/work?
At the hospital?
Wie gebruikt het?
Parents?
Kids?
Teachers?
Doctors?
Boys or girls?
Men or women?

Slide 10 - Slide

Je weet het woord voor biefstuk niet meer, hoe kun je dit omschrijven?

Slide 11 - Open question

Tip 1: Omschrijf wat je wilt zeggen als je even niet weet wat het woord in het Engels is.
Bijvoorbeeld: Je bent in de kledingwinkel en zoekt het woord voor "stropdas", maar je kunt er niet opkomen!
Wat moet je weten van een stropdas om het uit te kunnen leggen? Klik op het vraagteken voor ideeën.

Hoe ziet het er uit?
Big or small?
Long or short?
Colors?
Patterns?
Materials?

Wie draagt het?
Men or women?
Adults or kids?

Hoe draag je het?
On your feet?
On your hands?
On your head?
Around your neck?

Slide 12 - Slide

Today we're at the campsite

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Assignment at the Campsite
You now know a lot of new vocabulary about the campsite.

Work together in class  and translate the dialogues on the next pages. Make the conversation using the vocabulary you've just learned. 
One of you is the receptionist at the campsite and the other the visitor. Write down what you are going to say and than practise this role-play together.

Slide 17 - Slide

The campsite dialogue  1
   
➢ Je stapt de receptie van de camping binnen en groet    
➢ Je zegt dat je graag 1 week op de camping wilt staan en vraagt of dat kan    
➢ Je zegt dat je met een tent bent    
➢ Je zegt dat je met z’n tweeën bent    
➢ Je vraagt of je de tent overal mag opzetten   
➢ Je vraagt of er ook een plaats in de schaduw is    
➢ Je vraagt naar mogelijkheden om te eten op de camping of in de omgeving    
➢ Je vraagt of het sanitair ver van de tenten verwijderd is    
➢ Je vraagt hoeveel het per nacht kost    
➢ Je vraagt of het hier ‘s nachts rustig is    
➢ Je vraagt of er sportieve activiteiten zijn vlakbij de camping    
➢ Je zegt tenslotte dat je graag wilt blijven en dat je je tent gaat opzetten    
➢ Je verlaat de receptie en groet

Slide 18 - Slide

The campsite dialogue 2
    
 Je wordt begroet en je groet terug  
Je vraagt of er activiteiten voor kinderen op de camping zijn .  
Je reageert blij op het antwoord. 
Je vraagt voor welke leeftijd de Ozzie Otter Club is.  
Je vertelt dat dat leuk is voor je kleine broertje
. Je vraagt of het geld kost en hoe laat  het is.  
   Je vraagt of er op de camping (Ladram Bay) nog activiteiten zijn  voor tieners.  
Je reageert enthousiast. 
Je vraagt hoe laat deze shows beginnen. 
 Je vraagt waar deze shows te zien zijn. 
Je herhaalt de uitleg en de openingstijden (!) en je bedankt voor alle hulp en zegt gedag.  
  
  

Slide 19 - Slide