Vendeur/Vendeuse
1) Binnenkomst: groeten
2) Vragen of je kunt helpen
3) Vraag wat zijn/haar maat is
4) Vraag wat voor kleur je wil
5) Vertel wat je 'style' is (allebei)
6) Vertel over welk(e) merk(en) je leuk vindt (allebei)
7) Vraag wat hij/zij van dit kledingstuk vind
8) Vertel waar de paskamer is
9) Vertel hoe je het kledingstuk vindt staan
10) Vertel de prijs
11) Gedag zeggen
Client(e)
1) Binnenkomst: groeten
2) Vertellen wat je zoekt (kledingstuk)
3) Zeg wat je maat is
4) Wat voor kleur je wil
5) Vertel wat je 'style' is (allebei)
6) Vertel over welk(e) merk(en) je leuk vindt (allebei)
7) Zeg dat je het mooi vindt
8) Vraag waar de paskamer is
9) Vraag hoe het staat
10) Vraag hoe duur en zeg hoe je wil betalen
11) Gedag zeggen