2a Woordenschat H1 les 2: beeldspraak - vergelijking, metafoor en personificatie

Woordenschat
Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie 

2 vwo
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Woordenschat
Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie 

2 vwo

Slide 1 - Slide

Lesopbouw
- Leerdoelen beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie 
- Herhaling vergelijking, metafoor en personificatie
- Opdracht 2 nakijken en bespreken
- Tekst 1: Sms lot moordzaak op (blz. 25 en 26) klassikaal lezen
- Opdrachten maken en lezen
- Afronden

Slide 2 - Slide

Leerdoelen beeldspraak
  • Ik kan uitleggen wat beeldspraak is. 
  • Ik kan uitleggen wat een vergelijking, metafoor en personificatie is.
  • Ik kan een vergelijking, metafoor en personificatie herkennen in een tekst. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Leg in je eigen woord uit wat bij beeldspraak een vergelijking is.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat een metafoor is.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat een personificatie is.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Hij is zo mak als een lammetje.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 11 - Quiz

Die schoenen van jou schreeuwen om een flinke poetsbeurt.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 12 - Quiz

Tegen het eind van het schooljaar krijgen we een tsunami aan proefwerken over ons heen.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 13 - Quiz

Tijdens de avondwandeling langs het strand vertelde de zee ons haar geheimen.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 14 - Quiz

Jij bent zo rood als een kreeft.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 15 - Quiz

Opdrachten nakijken en bespreken
Pak je schrift met de antwoorden en open je boek op blz. 25. Zorg dat je een pen bij de hand hebt om de antwoorden te verbeteren.
We gaan opdracht 2 nakijken. Zin 1 t/m 4 doen we klassikaal en zin 5 t/m 10 kijk je zelfstandig na. 

Slide 16 - Slide

Opdracht 2
1 De lange verdediger kwam bij elke hoekschop de luchtmacht voorin versterken.  
Metafoor – de sterke koppers van het elftal
2 Die peperdure jurk van de prinses lijkt net een aardappelzak
Vergelijking
3 Na de uitzending van het omstreden programma regende het klachten van kijkers. 
Metafoor – kwamen er heel veel
4 Mijn fiets protesteerde heftig toen ik over de hobbelige landweg reed.
Personificatie 
5 Het nieuwe computerprogramma vertoont nog wat kinderziektes
Metafoor – problemen die typisch zijn voor iets nieuws

Slide 17 - Slide

Opdracht 2
6 Melvin bloedde als een rund nadat hij zich in z’n vinger had gesneden. 
Vergelijking
7 Hoge bomen vangen veel wind
Metafoor (in een spreekwoord) – Wie een hoge positie bekleedt (en belangrijke beslissingen neemt), krijgt vaak kritiek.
8 Door de droogte snakt onze moestuin langzamerhand naar een frisse bui.
Personificatie 
9 Mijn grootvader rookte als een schoorsteen, maar hij is onlangs gestopt. 
Vergelijking 
10 Je maakt van een mug een olifant
Metafoor (in een uitdrukking) – maakt kleine problemen erg groot

Slide 18 - Slide

H1 Woordenschat (blz. 25 en 26)
Klassikaal lezen we tekst 1: Sms lost moordzaak op.

Iedereen leest mee. Als je de beurt krijgt lees je verder. 

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Werk alleen of in tweetallen. Overleg op fluistertoon!
1. Maak opdracht 4.
2. Maak opdracht 5. Probeer samen de uitdrukkingen te vinden. Je mag je laptop gebruiken om de betekenissen te vinden.
3. Maak opdracht 7.
4. Ga lezen in je leesboek en/of maak opdracht 6.

Slide 20 - Slide

Huiswerk donderdag 23 maart
H1 Woordenschat (blz. 24 t/m 27)
Maak opdracht 4, opdracht 5 en opdracht 7. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video