V2 - Kapitel 7

Personal- und Interrogativpronomen 

Nominativ und Akkusativ
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Personal- und Interrogativpronomen 

Nominativ und Akkusativ

Slide 1 - Slide

Doel 

  • Ik ken het persoonlijk- en vragend voornaamwoord en kan deze in de 1e en in de 4e naamval toepassen.
  • Ik ken de voorzetsels met de 4e naamval en ik kan ze toepassen.

Slide 2 - Slide

Personalpronomen und Interrogativpronomen- nominativ
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij 
es
het
man
men
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij 
Sie
u
de nominativ is het onderwerp in de zin
wer
wie
was
wat
wie/wat + gezegde ? 

Slide 3 - Slide

Personalpronomen und Interrogativpronomen - akkusativ
mich
mij
dich
jou
ihn
hem
sie
haar
es
het
man
men
uns
ons
euch
jullie
sie
hen 
Sie
u
wen
wie
was
wat

Slide 4 - Slide

Voorzetsels
Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval:
- durch  (door)
- ohne (zonder)
- für (voor)
- gegen (tegen)
- um (om)
- bis (tot)


Ezelsbruggetje: dofgub

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

       Vertaal de voorzetsels:
door
voor
tegen
zonder 
om
tot
durch 
  für
gegen
ohne
um
bis

Slide 7 - Drag question

Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
mij
haar
ons
jou
hen
het
jullie
u
hem

Slide 8 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is de vertaling van 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
für er
C
für dich
D
für sie

Slide 9 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
um dich
B
um euch
C
um ihr
D
ohne ihn

Slide 10 - Quiz

1e en 4e naamval van:
ik en mij
A
ich - mich
B
ich - mir
C
ich - dich
D
ich - dir

Slide 11 - Quiz

1e en 4e naamval van:
wij en ons
A
wir - mich
B
wir - es
C
wir - euch
D
wir - uns

Slide 12 - Quiz