Les 1/2/3/4

Welkom!
  • Docent stelt zich voor.

  • Herhaling theorie over debat (vragen + opdrachten)

  • Winnen doe je zo (in debat en van je ouders)

  • Oefenen met dinsdag dilemma's

  • Tenslotte: win je met gevoel of met feiten?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Docent stelt zich voor.

  • Herhaling theorie over debat (vragen + opdrachten)

  • Winnen doe je zo (in debat en van je ouders)

  • Oefenen met dinsdag dilemma's

  • Tenslotte: win je met gevoel of met feiten?

Slide 1 - Slide

Docent stelt zich voor
Nicole 
Houkes

hona

Nederlands
Frans

Slide 2 - Slide

Welkom!
  • Docent stelt zich voor.

  • Herhaling theorie over debat (vragen + opdrachten)

  • Winnen doe je zo (in debat en van je ouders)

  • Oefenen met dinsdag dilemma's

  • Tenslotte: win je met gevoel of met feiten?

Slide 3 - Slide

Bij een DEBAT heb je altijd een stelling.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Als je een stelling bestrijdt, dan:
A
Ben je het niet met de stelling eens.
B
Ben je het wel met de stelling eens.

Slide 5 - Quiz

Als je wel met de stelling eens bent in een debat dan .......... je de stelling.

Hint: Vul een werkwoord in, tegenovergestelde van bestrijden.

Slide 6 - Open question

In een debat probeer je je tegenstander te overtuigen van jouw gelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Schrijfvraag (in je schrift)

1. Wat is de stelling in dit debat?
2. Noem 1 argument voor de stelling
3. Noem 1 argument tegen de stelling
4. Hoe kun je zien dat dit de sprekers in de smaak willen vallen bij het publiek?

Slide 9 - Slide

Belangrijke begrippen (stencil)
  • Stelling

  • Mening/ standpunt

  • Objectieve argumenten

  • Subjectieve argumenten

  • Feiten

Slide 10 - Slide

Welkom!
  • Docent stelt zich voor.

  • Herhaling theorie over debat (vragen + opdrachten)

  • Winnen doe je zo (in debat en van je ouders)

  • Oefenen met dinsdag dilemma's

  • Tenslotte: win je met gevoel of met feiten?

Slide 11 - Slide

Korte herhaling
  1. De scholen moeten later beginnen, want het puberbrein is pas wakker om 9.30.
  2. Schooluniformen moeten verplicht worden, want ik vind die heel cool.
  3. Huiswerk moet afgeschaft worden, want het is beter om schoolwerk te maken als er een docent bij is. Dan kun je meteen vragen stellen.

Slide 12 - Slide

Winnen in een debat 

Winnen betekent: 
'Als winnaar gezien worden door het publiek'

Dus niet: 
'Je hebt je tegenstander overgehaald!'

Slide 13 - Slide

Kijkersvraag

Hoe zet Wouter Bos ervoor 
dat Jan Peter Balkenende (met bril) 
klem komt te staan?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Aanvallen!
Aanvalstactiek bepalen voor debat vergroot de kans op winst.
Je hebt kans publiekslieveling te worden.
Je komt het sterkste over.

1. Kritische vragen bedenken
2. Tegenargumenten bedenken

Slide 16 - Slide

Welkom!
  • Docent stelt zich voor.

  • Herhaling theorie over debat (vragen + opdrachten)

  • Winnen doe je zo (in debat en van je ouders)

  • Oefenen met dinsdag dilemma's

  • Tenslotte: win je met gevoel of met feiten?

Slide 17 - Slide

Korte herhaling
p. 4

Slide 18 - Slide

CHECK
Je hebt nu:

- 3 argumenten VOOR jouw dilemmakaart (zelf bedacht)

- 1 argument VOOR van jouw tegenstander (overgeschreven) + AANVAL daarop

- 2 argumenten TEGEN jouw tegenstander (zelf bedacht)
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Wat is het argument? 
Objectief of subjectief? 
Feit/ vermoeden/ persoonlijke ervaring/ gevoelens/ waardeoordeel?
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.

Slide 20 - Slide

Blad 1: Oefenen met Dinsdag dilemma's 
  • Iedereen kiest blind twee kaarten. 
  • EEN daarvan hou je.
  • Dit dilemma ga jij verdedigen.
  • Jij ziet ook het dilemma van je tegenstander.

Voorbereiding
- Bedenk 3 argumenten voor jouw dilemma
- Noteer: subjectief/ objectief argument


timer
7:00

Slide 21 - Slide

Blad 2: Oefenen met Dinsdag dilemma's 
  • Je deelt aan elkaar de 3 argumenten

  • Je kiest 1 argument van de tegenstander om aan te vallen

  • Je schrijft dit argument op

  • Je schrijft je aanval op (tegenargument/ twijfel zaaien)




timer
5:00

Slide 22 - Slide

Blad 2: Oefenen met Dinsdag dilemma's 
  • Je krijgt het dilemma van je tegenstander
  • Dit dilemma ga jij bestrijden.

Voorbereiding
- Bedenk 2 argumenten tegen dit dilemma 
- Noteer: subjectief/ objectief argument


timer
7:00

Slide 23 - Slide

Oefenen met Dinsdag dilemma's AB
  • Debatteren maar!
- 2 tweetallen (tweetal A en tweetal B) zijn 1 groep

1.  Tweetal A voert een debat.
     Tweetal B bepaalt wie de beste show neerzet.
     Geef aan waarom de show goed was.

2. Tweetal B voert debat.
     Tweetal A bepaalt wie de sterkste argumenten had. 
    Je hoeft het niet eens te zijn met degene die de sterkste argumenten had.
    Geef aan waarom je de argumenten sterk vond.

Slide 24 - Slide

Debat in tweetallen AB
- Persoon 1 noemt 3 argumenten voor (Blad 1)
- Persoon 2 noemt 3 argumenten voor (Blad 1)

- Persoon 1 valt 1 argument aan en geeft 2 andere tegenargumenten (Blad 2)
- Persoon 2 valt 1 argument aan en geeft twee tegenargumenten (Blad 2)

Publiek (ander tweetal) bepaalt: wie was het sterkste? 
- inhoud: beste argumenten



Slide 25 - Slide

Oefenen met Dinsdag dilemma's BA
  • Debatteren maar!
- 2 tweetallen (tweetal A en tweetal B) zijn 1 groep

1.  Tweetal A voert een debat.
     Tweetal B bepaalt wie de beste show neerzet.
     Geef aan waarom de show goed was.

2. Tweetal B voert debat.
 Tweetal bepaalt: wie had de beste presentatie: wie kwam het sterkste over? WAAROM?????

Slide 26 - Slide

Debat in tweetallen BA
- Persoon 1 noemt 3 argumenten voor (Blad 1)
- Persoon 2 noemt 3 argumenten voor (Blad 1)

- Persoon 1 valt 1 argument aan en geeft 2 andere tegenargumenten (Blad 2)
- Persoon 2 valt 1 argument aan en geeft twee tegenargumenten (Blad 2)

Publiek (ander tweetal) bepaalt: wie was het sterkste? 
- presentatie: wie kwam het sterkste over? WAAROM?????


Slide 27 - Slide

Welkom!
  • Docent stelt zich voor.

  • Herhaling theorie over debat (vragen + opdrachten)

  • Winnen doe je zo (in debat en van je ouders)

  • Oefenen met dinsdag dilemma's

  • Win je met gevoel of met feiten?

Slide 28 - Slide

Gevoel of feiten?
Wat is sterker?

Een objectief argument?
Een subjectief argument?

Slide 29 - Slide

Antwoord
Het sterkste is: 
Gebruik argumenten die gevoel EN verstand aanspreken. 
Feiten en emoties. 

In de volgende reclame gebeurt dat, welk gevoel en welke logische reden gebruikt Unicef hier?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video