3.2 Genen

3.2 Genen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.2 Genen

Slide 1 - Slide

Leerdoel
3.2.1 Je kunt omschrijven wat een dominant en recessief fenotype is. 

Slide 2 - Slide

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 3 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 4 - Quiz

Welk eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C

Slide 5 - Quiz

Gen
Voor elke eigenschap heb je een gen. Een gen kan variëren. 

Je hebt een gen voor haarkleur.
De varianten kunnen zijn zwart, blond, bruin, rood haar.

Je hebt ook een gen voor haarvorm.
De varianten kunnen zijn krullend haar of stijl haar.

Slide 6 - Slide

Stijl of krullen?
De genen zijn gelijk. 

Gen van je vader = steil
Gen van je moeder = steil

> Homozygoot  voor deze eigenschap

> Homo = gelijk

Slide 7 - Slide

Stijl of krullen?

De genen zijn gelijk

Gen van vader = krullend 
Gen van moeder = krullend 

> Homozygoot voor deze eigenschap

Slide 8 - Slide

Stijl of krullen?

De genen zijn ongelijk


Gen van vader = steil haar

Gen van moeder = krullend


> Heterozygoot voor deze eigenschap


> Hetero = ANDERS

Slide 9 - Slide

Stijl of krullen?

Blijkbaar is het gen van krullend haar sterker.


Gen voor krullen = dominant (STERKER)


Gen voor steil = recessief (ZWAKKER / VERLIEST)

Slide 10 - Slide

Stijl of krullen?
Deze persoon is heterozygoot voor haarvorm

Het gen van krullend haar is dominant


Slide 11 - Slide

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). Deze genen zijn recessief.

Deze persoon is homozygoot recessief

Slide 12 - Slide

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). De genen zijn dominant.

Deze persoon is homozygoot dominant.  

Slide 13 - Slide

Homozygoot vs. heterozygoot
Homozygoot:
  • Homo = gelijk
  • Beide allelen zijn gelijk aan elkaar
  • Voorbeeld: beide allelen bevatten het gen voor krullend haar
Heterozygoot:
  • Hetero = verschillend
  • De twee allelen zijn niet gelijk aan elkaar
  • Voorbeeld: een allel is voor steil haar en de andere voor krullend haar

Slide 14 - Slide

Dominant vs recessief
Dominant:
  • Dit allel is sterker
  • Dit allel zie je altijd terug in het fenotype
  • Voorbeeld: krullend haar is dominant en steil haar is resecief, dan zie je alleen krullend haar
Recessief:
  • Dit allel zie je alleen in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is
  • Voorbeeld: iemand heeft twee keer het allel voor steil haar, dan is het haar steil

Slide 15 - Slide

Weergeven met letters


Homozygoot krul = AA

Homozygoot steil = aa

Heterozygoot = Aa


Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 



Slide 16 - Slide

Letters voor allelen
Letters:
  • Dominant = A (hoofdletter)
  • Recessief = a (kleine letter

Drie mogelijke genotypen:
  • AA = homozygoot dominant
  • Aa = heterozygoot
  • aa = homozygoot recessief

Slide 17 - Slide

Huiswerk
3.2 Genen
Leren paragraaf 3.2 Genen
VMBO-K:
Maken paragraaf 3.2 opdracht 1 t/m 10 (opgave 2 en 7 overslaan)
VMBO-GT: 
Maken paragraaf 3.2 opdracht 1 t/m 10 (opgave 2 en 7 overslaan)

timer
2:00
timer
10:00

Slide 18 - Slide