Kapitel 2 Geburtstag (2024-2025)

Kapitel 2
Feierst du mit?

 Nehmt bitte die Bücher heraus.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with text slides.

Items in this lesson

Kapitel 2
Feierst du mit?

 Nehmt bitte die Bücher heraus.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Was machen wir heute?
1. Grammatik
2. Lesen 
3. Quizizz


Lernziel: Je kunt je familie in het Duits presenteren. 

Slide 8 - Slide

Prüfungen
1. Leestoets (week 50 --> over 4 weken )
2. Toetsweek (week 3/4) --> 15 januari (na de kerstvakantie)

Formatieve toets --> voor de kerstvakantie 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

                                   Mir geht es...

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wie alt bist du?
Ich bin... 

Slide 13 - Slide

Hoe oud ben je?

Slide 14 - Slide

Was ist dein Hobby?

Mein Hobby ist...

Fußball spielen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Entschuldigung, ich nehme sofort mein Buch aus der Tasche! 

Slide 18 - Slide

Wörter
1. die Geschwister = broers en of zussen
2.  kaufen = kopen
3. die leute = de mensen
4. das Geschenk = het cadeau
5. Weihnachten = kerst

Slide 19 - Slide

Wörter
1.  broers en of zussen
2.   kopen
3. de mensen
4. het cadeau
5. kerst

Slide 20 - Slide

Wörter
1. das Wochenende = het weekend
2. der Rucksack = de rugzak
3. die Gäste = de gast
4. auch = ook

Slide 21 - Slide

Wörter
1.  het weekend
2. de rugzak
3.  de gast
4.  ook

Slide 22 - Slide

HABEN
Ich habe
du hast
er/sie/es hat

Slide 23 - Slide

HABEN
Ich
du 
er/sie/es

Slide 24 - Slide

HABEN
wir haben
ihr habt 
Sie haben 

Slide 25 - Slide

HABEN
wir 
ihr 
Sie  

Slide 26 - Slide

S. 54 Grammatik
Aufgabe 12
1. Persoonlijk voornaamwoord omcirkelen.
2. Maak stam van een werkwoord. 
S. 170 Aufgabe 3

Naam, ding en dier vervangen door er/sie/es

voltooid deelwoord
GE + STAM + T


timer
6:00

Slide 27 - Slide

S. 60 Grammatik
Aufgabe 19
DER = mannelijk
- Mannelijk persoon -->  (vb. der Vater, der Lehrer, …)
- Dagen en maanden  --> (vb. der Montag, der Januar, der Sommer)
-  ‘internationale’ woorden --> die in meerdere talen hetzelfde zijn (vb. der Computer)

timer
6:00

Slide 28 - Slide

S. 60 Grammatik
Aufgabe 19
DIE (weiblich – w.)
- vrouwelijke woorden (vb. die Mutter, die Lehrerin)
- alle woorden met uitgangen 
-heit, -keit, -schaft, -ung
- 90% van de woorden met uitgang 
–e 
- het meervoud van vrouwelijke woorden eindigt altijd op –(e)n
timer
6:00

Slide 29 - Slide

S. 60 Grammatik
Aufgabe 19
Das

HET woorden in het NEDERLANDS

HET meisje --> das Mädchen
HET huis --> das Haus
timer
6:00

Slide 30 - Slide

Lesen
Weihnachtsmarkt
''







Fertig? S. 65 Wörter
Aufgabe 28
timer
25:00

Slide 31 - Slide

Lidwoorden 
Der = mannelijk
die = vrouwelijk/meervoud
das = onzijdig 
timer
6:00

Slide 32 - Slide

Darf ich auf die Toilette gehen?

Slide 33 - Slide

S. 65 Grammatik
Aufgabe 28
Feiertage

timer
6:00

Slide 34 - Slide

S. 69 Grammatik
Aufgabe 35
Einladung

Was
Wann
Wo
Bis wann = tot wanneer
timer
6:00

Slide 35 - Slide

S. 59 Lesen Aufgabe 18
1. Kan je op de Weihnachtsmarkt Flammkuchen eten?
2. Kan je als cadeautje een hond kopen?
3. Staat er op een kerstmarkt een historische draaimolen?
4. Is er op de Gustaf-Gründgens-Platz een schaatsbaan?
5. Is de kerstmarkt in Düsseldorf klein?
6. Wat zou jij op een kerstmarkt kopen?
timer
20:00

Slide 36 - Slide

S. 59 Lesen Aufgabe 18
1. Kan je op de Weihnachtsmarkt Flammkuchen eten?
2. Kan je als cadeautje een hond kopen?
3. Staat er op een kerstmarkt een historische draaimolen?
4. Is er op de Gustaf-Gründgens-Platz een schaatsbaan?
5. Is de kerstmarkt in Düsseldorf klein?
6. Wat zou jij op een kerstmarkt kopen?
timer
20:00

Slide 37 - Slide

S. 52 Aussprache
Aufgabe 10 (s. 78)
Ä = e (spät)
Ö = eu (können)
Ü = u (Brüder)
u = oe (du)

Slide 38 - Slide

S.  52 Plauderecke
Aufgabe 11
S. 74 = zinnen aanvullen


timer
2:00

Slide 39 - Slide

S.  53 Sprechen
Aufgabe 13
Kurze Präsentation
Foto van familie
- Erzähle über 2 Personen.
1. Wer sind diese Personen.
2. Wie heißen diese Personen.
3. Wie alt sind diese Personen.
4. Wann haben sie Geburtstag.

Slide 40 - Slide

Präsentation
Das ist mein...
Sie/er heißt...
Er / sie ist .......... Jahre alt.
sie/er wohnt in.....
Sie/er hat Geburtstag am...

Slide 41 - Slide

Wörter
timer
10:00

Slide 42 - Slide

Hausaufgaben
Wörterliste A leren

Slide 43 - Slide