- Begin altijd met 'ik zag (of hoorde etc.) toen dat daar ...'
- Vraag expliciet of de man / vrouw de
bestuurder is (niet eigenaar) en omschrijf dit duidelijk op de achterzijde.
- Let goed op het verschil tussen parkeren en stilstaan! Parkeren = gedurende 10 minuten heb ik geen laad- en los- of in- en uitstapactiviteiten waargenomen rondom de auto.
- Omschrijf alle bestanddelen van het strafbare feit concreet! Bijvoorbeeld: ik zag dat er geen geldige gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar in de auto lag.