Spelling les 1

Welkom klas 2
Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!
Vandaag: 
1. Lezen
2. Uitleg komende periode (planning)
3. Intro spelling
4. Starten paragraaf 2
5. Afsluiting
Wat leer je?
1. Punten en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken.
2. Komma's en dubbele punt op de juiste manier gebruiken.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom klas 2
Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!
Vandaag: 
1. Lezen
2. Uitleg komende periode (planning)
3. Intro spelling
4. Starten paragraaf 2
5. Afsluiting
Wat leer je?
1. Punten en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken.
2. Komma's en dubbele punt op de juiste manier gebruiken.

Slide 1 - Slide

Ik wil wel een dagje zeilen met je pa!

Ik wil wel een dagje zeilen met je, pa!

Slide 2 - Slide

Mini dictee!

Schrijf de woorden die je hoort op!

Slide 3 - Slide

Hij/zij is een 10 maar..

Slide 4 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2 (kies 4 zinnen) van blz. 35     (alleen of samen)
Maak opdracht 6 en 10 van blz. 36/37 (samen of alleen)
 
Let op: lees en gebruik zelf de groene theorie op blz.34


Klaar? Top! Kijk zelf na met het nakijkboek. 


timer
1:00

Slide 5 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2, 3 van blz. 35     (alleen of samen)
 
Let op: lees en gebruik zelf de groene theorie op blz.34


Klaar? Top! Kijk zelf na met het nakijkboek. 


timer
1:00

Slide 6 - Slide

Alle onderdelen op een rij
Leerdoelen
- Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken (H1)
- Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen (H1)
- Je kunt Engelse werkwoorden correct spellen (H2)
- Je kunt het koppelteken en het weglatingsstreepje correct gebruiken. (H3)
- Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen (H3)

Slide 7 - Slide

H1: Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken 
1. Punt: einde van de zin.
2. Komma: tussen twee pv's, voor verbindingswoorden (want, omdat, maar etc.).
3. Puntkomma: twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen.
4. Dubbele punt: wanneer de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
5. Hoofdletters: namen, begin van de zin, bedrijven, merken, plaatsen, talen, feestdagen, historische gebeurtenissen.

Slide 8 - Slide

H1: Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen 
Gebiedende wijs in de tegenwoordige tijd = ik-vorm.
Er staat geen onderwerp in de zin (het is een bevel).

Houd er mee op!
Kom nu naar huis!
Maak toch eens je huiswerk!

Slide 9 - Slide

 H2: Je kunt Engelse werkwoorden correct spellen 
1. Je maakt de ik-vorm door -en van het werkwoord af te halen: rugbyen, ik rugby
2. Bij een dubbele medeklinker aan het eind, schrijven we een enkele in het Nederlands. (Tenzij dit nodig is voor de uitspraak).
Softballen -> ik softbal / paintballen -> ik paintball (uitspraak)

3. In de tt schrijf je gewoon ik-vorm + t.
4. In de vt gebruik je t ex kofschip. (hij deletete)

Ik relax, hij relaxt, hij relaxte, hij heeft gerelaxt 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

H3: Je kunt het koppelteken correct gebruiken. 
  1. In samenkoppelingen die anders onoverzichtelijk worden: kant-en-klaarpakket
  2. Tussen botsende klinkers: aa, ai, au, ii, oe, oo, ou, ui: radio-uitzending, havo-opleiding, na-apen.
  3. Bij letters, cijfers, tekens, afkortingen, St of Sint: A4-formaat, @-teken, Sint-Maarten.
  4. Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Spanje, Noord-Afrikaan
  5. In woorden met voorvoegsels adjunct, aspirant, bijna, ex, interim, leerling, kandidaat, niet, non, oud: oud-leerling, ex-roker

Slide 12 - Slide

H3: Je kunt het koppelteken correct gebruiken. 
  • Als het tweede deel een hoofdletter heeft: on-Hollands, pro-Amerikaans
  • Bij twee gelijkwaardige woorden: chef-kok, zwart-wit 

Slide 13 - Slide

H3: Je kunt het weglatingsstreepje correct gebruiken. 
Als je een deel van een woord WEGLAAT. 

in- en uitvoer                   jongensjassen en -petten                      keel-, neus- en oorarts
invoer en uitvoer            jongensjassen en jongenspetten          keelarts, neusarts, oorarts

Gebruik het NIET als je een heel woord weglaat:
dure en goedkope kleding
snelle en langzame auto's 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Als je het lastig vindt, kun je dit schema gebruiken (blz. 264 van je boek).

Kies eerst ALTIJD of het een persoonsvorm is of niet.

Dan bepaal je de tijd. 

Slide 16 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: Persoonsvorm tegenwoordige tijd =PVTT
1. Ik-vorm + t

Ik word boos
Jij/hij/zij wordt boos - word jij boos? - wordt je zus boos?

Ik verhuis morgen - verhuis ik morgen? - verhuist je zus morgen?
Jij/hij/zij verhuist morgen

Slide 17 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: Persoonsvorm verleden tijd =PVVT
Sterk: klank verandert in de vt: zwemmen - zwommen, verslinden - verslonden
1. Hij verslond twee boeken in een week.

Zwak: komt -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm (GEBRUIK T EX KOFSCHIP)
2. Hij beantwoordde haar vraag nog steeds niet.
beantwoorden, en eraf halen: beantwoord. d zit niet in t ex kofschip dus ik-vorm + -de. 

T eX KoFSCHiP: laatste letter van de stam erin? Dan TE(N). Niet? Dan DE(N)

Slide 18 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: voltooid deelwoord (VD)
1. Iets is afgerond oftewel: voltooid. 
2. Begint vaak met -ge, -be of -ve. (geslagen, beroofd, verloofd)
3. Heeft altijd hulp van een werkwoord zijn, hebben of worden.

Vorige week hebben de leerlingen hun rooster opgehaald.
In een week tijd heb ik een heel boek gelezen.

Slide 19 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: onvoltooid deelwoord (OD)
1. Geeft aan dat je met iets bezig bent, terwijl je ook iets anders doet.
2. Infinitief (hele werkwoord) + d

Hij kwam lachend binnen.
De koning stond zwaaiend op het balkon.
De spits van Feyenoord heeft koppend gescoord (vd).

Slide 20 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: infinitief
Infinitief = het hele werkwoord eindigend op -en

zwemmen
binnenkomen
antwoorden
gamen
voorlezen

Slide 21 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1. Bijvoeglijknaamwoord als werkwoord gebruikt
2. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen)

1. De verbrede weg heeft voor veel overlast gezorgd.
2. De gesloten deur.
3. Op de vergrote foto was zijn gezicht duidelijk te zien.
4. De kapotte telefoon is uiteindelijk weer hersteld.

Let op: schrijf het zo kort mogelijk en zonder dubbel d of t. Tenzij dit voor de uitspraak wel moet, zoals in zin 4 hierboven.

Slide 22 - Slide