Uitleg bijwoord

Het mis... gisteren de hele dag.
A
misde
B
misdde
C
miste
D
mistte
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het mis... gisteren de hele dag.
A
misde
B
misdde
C
miste
D
mistte

Slide 1 - Quiz

Wij mis... gisteren door het slechte weer ons vliegtuig.
A
misden
B
misdden
C
misten
D
mistten

Slide 2 - Quiz

De nieuwe lokalen kunnen door iedereen worden bewonder...
A
bewondert
B
bewonderte
C
bewonderd
D
bewonderde

Slide 3 - Quiz

De toespraak wer... overstemd door boegeroep.
A
werd
B
wert
C
werdt
D
wertd

Slide 4 - Quiz

Toen de speler er genoeg van had, luch...e hij zijn hart
A
luchte
B
luchde
C
luchtte
D
luchdde

Slide 5 - Quiz

het bijwoord

Slide 6 - Slide

Waarom heet het "bij"-woord?

Slide 7 - Slide

het geeft extra info...

-over een werkwoord

-een ander bijwoord

-over een bijvoeg. nw

-de plaats

-de tijd

Slide 8 - Slide

over een werkwoord

Hij loopt hard.

Het bijwoord is hard -> het zegt iets over het werkwoord lopen.

(Hoe loopt hij?)

Slide 9 - Slide

over een ander bijwoord

Hij loopt heel hard.

het bijwoord is heel -> het zegt iets over het andere bijwoord hard.

(Hoe hard loopt  hij?)

Slide 10 - Slide

over een bijvoeglijk naamwoord

Het is een ontzettend mooi huis!

Het bijwoord is ontzettend -> het zegt iets over

het bijv nw mooi

Slide 11 - Slide

over wanneer

's Morgens ga ik altijd naar de wc.

bijwoord is 's morgens -> het zegt iets over de tijd

(wanneer)

Slide 12 - Slide

over waar

Hier heb ik het gevonden!

Het bijwoord is hier -> het zegt iets over de plaats.

(waar?)

Slide 13 - Slide

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

Het HELE groene bankje staat op het gras
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

VANAVOND ga ik naar de film.
A
bijwoord
B
voorzetsel
C
bijv. nw
D
zelfst. nw

Slide 18 - Quiz

In de zin 'De trein rijdt SNEL:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz


Noteer uit onderstaande zin de bijwoorden.
Ook heb ik vandaag met mijn hele lieve zus hard gezongen. 

Slide 20 - Open question

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 21 - Open question

Huiswerk voor dinsdag
maak van par. 4.4 opd.  3, 4, 6 en 9 t/m 11 (via de website)

Slide 22 - Slide