herhaling 3.1 t/m 3.3

herhaling H3 deel 1
Inhoud:
3.1 Organismen in hun omgeving
3.2 Planten
3.3 Energierijke stoffen
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

herhaling H3 deel 1
Inhoud:
3.1 Organismen in hun omgeving
3.2 Planten
3.3 Energierijke stoffen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

3.1 Organismen in hun omgeving
Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben.

Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.
Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze.






Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Is het een biotische of abiotische factor? Sleep naar de juiste plek:
Biotisch
Abiotisch
4/13
Temperatuur
Voedselaanbod
Soortgenoten
Licht
Zuurgraad bodem 
Concurrentie

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Biotisch en Abiotisch
Natuur bestaat uit biotisch + abiotisch
  • Biotisch = levend of heeft ooit geleefd
  • abiotisch= levenloos

Leefomgeving wordt bepaald door omgevingsfactoren.
Omgevingsfactoren kunnen biotisch of abiotisch zijn.

Het totaal van biotische en abiotische factoren noem je een ecosysteem

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Aanpassingen
- Aanpassing = veranderingen aan de bouw van een organisme, die een voordeel geeft.

- Wat voor aanpassing heeft deze zeehond?
Aanpassingen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe zijn planten aangepast aan hun ecosysteem?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorjaarsbloeiers
Leven in bossen
Bloeien in het voorjaar als bomen nog geen bladeren hebben
Zo vangen ze al het zonlicht op voor fotosynthese

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Klimplanten
Klimplanten groeien snel.
Hoe hoger ze komen, hoe meer licht ze kunnen opvangen.

Er zijn ook klimplanten die geen hechtwortels hebben, maar zich vasthouden met ranken. Die ranken groeien om een stok of een tak van een andere plant.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wortelrozet
Brede bladeren bij de grond
Neemt veel ruimte -> krijgt hierdoor veel zon

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


A
voorjaarsbloeier
B
klimplant
C
wortelrozet
D
woestijnplant

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Woestijnplanten
Voorkomen waterverlies
Kleinere bladeren
Waslaag
Haren op bladeren
dikke bladeren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

aanpassingen dieren

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aanpassingen bij dieren

Dieren zijn vaak erg goed aangepast aan hun milieu.

Denk aan aanpassingen tegen de kou of juist tegen de warmte.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

En nu?
Op het papier wat je zo krijgt staan vragen. Beantwoord deze vragen voor jezelf en beantwoord ze eerlijk.
Hoe zijn dieren aangepast aan kou of hitte?
Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig (lichaamstemperatuur constant)
rond de 37° C

Overleven in een koude omgeving
Dieren in koud water - dikke vetlaag (werkt isolerend tegen de kou)
Dieren in een koude omgeving - dikke vacht, kleine oren en poten
Zoogdieren krijgen een wintervacht
Vogels zeggen hun veren op (daartussen zit dan een laag stilstaande lucht)

Warme omgeving
Grote kale oren om warmte kwijt te raken
Lange poten
Dunne vacht

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe zijn dieren aangepast aan hun voedsel?
Dieren hebben verschillende soorten gebitten

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Snavels van vogels
Snavels van vogels zijn aangepast aan het voedsel dat ze eten.

  1. zaden/nootjes
  2. insecten
  3. vlees
  4. bodemdieren
  5. waterbeestjes

Slide 16 - Slide

Extra oefening
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Snavels/snavelsenvoedsel.htm 
Aanpassingen van vogels: poten

Slide 17 - Slide

This item has no instructions



Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Grote oren
B
Zomervacht
C
Luchtstroom
D
Dikke vetlaag

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deze snavel en wat eet deze vogel?
A
pincetsnavel, vogel eet bodemdiertjes
B
pincetsnavel, vogel eet insecten
C
kegelsnavel, vogel eet zaden

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

3.2 planten
Je kunt de organen van planten benoemen en hun functie beschrijven.

Je kunt de weefsels in een blad benoemen en hun bouw en werking beschrijven.
Je kunt beschrijven hoe een plant stoffen opneemt.
Je kunt beschrijven hoe planten stoffen vervoeren.


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Organen plant
Van onder naar boven
  • Wortels
  • Blad
  • Stengel
  • Bloemen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Weefsel plant
bescherming
opname/afgifte/verdamping

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hoe neemt een plant stoffen op?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoe neemt een plant stoffen op?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Hoe vervoert een plant stoffen?
Vaten: buisjes waardoor opgelost stoffen stromen
Ze liggen in vaatbundels bij elkaar

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoe vervoert een plant stoffen?
Houtvaten
- stroomt omhoog met water en mineralen vanuit de wortels
- wijd
- aan de binnenkant van de vaatbundel
Bastvaten:
- stroomt met glucose en ander voedingsstoffen vanuit
de bladeren naar andere delen
- smal
- aan de buitenkant van de vaatbundel

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Hoe vervoert een plant stoffen?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Welke 4 belangrijke weefsels zitten er in het blad van een plant?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Leg het verschil uit tussen houtvaten en bastvaten.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

3.3 Energierijke stoffen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe een plant de energierijke stof glucose maakt door fotosynthese
  • Je kunt beschrijven hoe een plant energie vrijmaakt uit glucose door verbranding
  • Je kunt uitleggen welke gassen overdag en 's nachts een blad in en uitgaan

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

3.3 Energierijke stoffen
Hoe maakt een plant glucose?

Fotosynthese!!!
  • Koolstofdioxide via huidmondjes in
  • Water via wortels in
  • Energie is nodig in vorm van zonlicht!
  • Glucose gebruikt door plant > energierijke stof
  • Zuurstof via huidmondjes uit

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Verbranding in organismen(ook planten)

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

3.3 Energierijke stoffen
Welke gassen gaan het blad in en uit?

  • Planten gebruiken koolstofdioxide en maken zuurstof
    - deze gassen gaan in en uit het blad via huidmondjes
    - dit noem je gaswisseling
  • Gaswisseling bij planten hangt af van hoeveelheid licht
  • Als het licht is > fotosynthese en verbranding
    - fotosynthese gaat sneller dan verbranding
    - meer zuurstofproductie dan plant verbruikt, rest naar de lucht
  • Als het donker is > geen fotosynthese, wel verbranding
    - plant neemt zuurstof op, koolstofdioxide ontstaat en gaat naar de lucht

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Verbranding
- Glucose kan gebruikt worden voor verbranding

- Dit gebeurt in planten maar ook in ons lichaam

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Welke gassen gaan het blad in en uit?
Gaswisseling in het licht:

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Welke gassen gaan het blad in en uit?
Gaswisseling in het donker:

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Afspraken
Waarvoor gebruiken planten glucose?



Een deel van de glucose gebruiken de planten voor verbranding.
Uit de glucose die overblijft, maken planten andere stoffen:

Reservevoedsel
- bovengrondse stengels en bladeren sterven af
   in de winter. In het voorjaar gebruikt de plant
   reservevoedsel uit de wortels om nieuwe 
   stengels en bladeren te vormen

Bouwstoffen
- om nieuwe cellen te maken

Beschermende stoffen
- zorgen dat allerlei processen goed verlopen

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Reserve-voedsel 
Maar planten slaan ook reserve voedsel in hun wortels op. 

Veel van de suikers die zij maken door fotosynthese slaan ze in de wortels op. Daarom zijn suikerbieten zo zoet! 

Als een plant dan een slecht moment heeft, kan hij zijn reservevoedsel gebruiken om te overleven. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Knollen en bollen
Knollen: verdikte wortels/stengels
Bollen: verdikte bladeren

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Wat eet je van een plant?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Nodig voor fotosynthese
Ontstaat bij fotosynthese
Reactie van fotosynthese

Zuurstof

Koolstofdioxide

Water

Licht

Glucose

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

hoe kunnen gassen in en uit een blad komen
A
door gaten in het blad
B
door huidmondjes
C
door wortelen
D
door de vruchten

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

verbranding
verbranding
verbranding
fotosynthese
Producenten
Reducenten
Consumenten
Lucht

Slide 43 - Drag question

This item has no instructions

Wat zijn knollen?
A
Ondergronds groeiende stengels
B
Verdikte bladeren met veel reservestoffen
C
Verdikte stengels waaruit een nieuwe plant ontstaat
D
Een afgesneden deel van een plant dat uitgroeit tot een nieuwe plant

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Wat is GEEN functie
van wortels
A
Reserve voedsel opslaan
B
Water en voedingsstoffen opnemen
C
Plant vast zetten in de bodem
D
Glucose maken. (Fotosynthese)

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werken
- samenvatting maken 3.1 t/m 3.3
- Oefentoetsen/test jezelf
- biologiepagina

Slide 47 - Slide

This item has no instructions