Thema Ecologie oefentoets

Oefentoets Ecologie 
3 kader en 3gt editie 8 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets Ecologie 
3 kader en 3gt editie 8 

Slide 1 - Slide

Wat bestudeert ecologie?
A
Het milieu
B
Organismen
C
De relatie tussen het milieu en organismen.
D
Het effect van organismen op het milieu.

Slide 2 - Quiz

Waar vindt fotosynthese plaats? 
Fotosynthese

Slide 3 - Drag question

Nodig voor fotosynthese
Ontstaat bij fotosynthese
Reactie van fotosynthese

Zuurstof

Koolstofdioxide

Water

Licht

Glucose

Slide 4 - Drag question

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)

Slide 5 - Drag question

Waar vindt verbranding plaats? 
Verbranding

Slide 6 - Drag question

Fotosynthese
Verbranding

Slide 7 - Drag question

Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
De invloeden afkomstig van de dode natuur

Slide 8 - Quiz

wat zijn de vier niveau's van de ecologie - van klein naar groot?
A
individu, populatie, levensgemeenschap, ecosystemen
B
levensgemeenschap, individu, populatie, ecosystemen

Slide 9 - Quiz

Een weiland is een...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 10 - Quiz

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 11 - Quiz

Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat zijn biotische factoren?
A
Invloeden afkomstig van de mens
B
invloeden afkomstig van het milieu
C
Invloeden afkomstig van dieren
D
Invloeden afkomstig van de levende natuur

Slide 13 - Quiz

Wat is geen abiotische factor?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel

Slide 14 - Quiz

De grond waar een konijn een hol in kan maken is een abiotische factor
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 15 - Quiz

Zie je hier 1
of meer voedselketens?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens

Slide 16 - Quiz


Wat is de betekenis van de pijlen in een voedselketen?
A
eet
B
wordt gegeten door

Slide 17 - Quiz

Welke bewering over voedselketens is juist?
A
Een voedselketen bevat wel consumenten, maar geen producenten
B
Een voedselketen eindigt altijd met een reducent
C
Ieder organisme in een voedselketen heet een schakel
D
De pijlen in een voedselketen wijzen van het organisme dat iets eet, in de richting van zijn eten

Slide 18 - Quiz

Wat is een abiotische factor?
A
Wind
B
Concurrentie
C
Voedsel
D
Ziekteverwekkers

Slide 19 - Quiz

Welke snavel zie je?
A
Kegelsnavel
B
Pincetsnavel
C
Haaksnavel
D
Zeefsnavel

Slide 20 - Quiz

Hoe heet deze snavel?
A
kegelsnavel
B
pincet snavel
C
priemsnavel
D
haaksnavel

Slide 21 - Quiz

Hoeveelste consument van welke orde is de adder?
A
1e , 2e en 5e
B
3e en 5e
C
kun je niet zien
D
2e, 3e en 5e

Slide 22 - Quiz

Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag

Slide 23 - Quiz

Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.

Slide 24 - Quiz

Schutkleur van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Wat voor snavel zou dit dier hebben?
A
pincetsnavel
B
haaksnavel
C
kegelsnavel
D
zeefsnavel

Slide 26 - Quiz

Hoe heet deze snavel?
A
priemsnavel
B
kegelsnavel
C
pincetsnavel

Slide 27 - Quiz

Wat voor snavel heeft een scholekster?
A
Pincetsnavel
B
Priemsnavel
C
Haaksnavel
D
Kegelsnavel

Slide 28 - Quiz

Wie zetten alle resten van planten en dieren om in mineralen?
A
Afvaleters
B
Producenten
C
Reducenten
D
Consumenten

Slide 29 - Quiz

Wie zijn de producenten van de voedselkringloop
A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
bacteriën

Slide 30 - Quiz

Een schimmel is een
A
producent
B
consument
C
afvaleter
D
reducent

Slide 31 - Quiz

Wie eten resten van producenten en consumenten?
A
Reducenten
B
Producenten
C
Afvaleters
D
Consumenten

Slide 32 - Quiz

Wie leggen tijdens de fotosynthese energie uit zonlicht vast in glucose?
A
Producenten
B
Afvaleters
C
Consumenten
D
Reducenten

Slide 33 - Quiz

Glucose is een brandstof. Wat is nog meer een brandstof?
A
eiwitten, vetten koolhydraten
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
water en mineralen

Slide 34 - Quiz

Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen maken
A
Individu
B
Soort
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 35 - Quiz

Abiotische factoren
Biotische factoren

Slide 36 - Drag question

In een voedselpiramide van biomassa is er energieverlies door ....
A
verbranding en voeding
B
fotosynthese en voeding
C
verbranding en onverteerbare stoffen
D
Fotosynthese en onverteerbare stoffen

Slide 37 - Quiz

Welk organisme hoort in laag X van de voedselpiramide
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 38 - Quiz

Wat is een biologisch evenwicht?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 39 - Quiz

Inclusief biotoop
Exclusief biotoop
Exclusief biotoop
Inclusief biotoop
levensge-meenschap
ecosysteem
populatie
individu
ecosysteem
individu
levensge-meenschap
populatie

Slide 40 - Drag question

De huidmondjes kunnen

A
Zuurstof afgeven en koolstofdioxide opnemen
B
Water opnemen
C
Mineralen opnemen
D
Glucose opnemen en afgeven

Slide 41 - Quiz

Soorten zijn aangepast aan bijvoorbeeld de beschikbaarheid van water
Welke aanpassing hoort bij welke soort?
blad heeft geen huidmondjes
dikke vetlaag
plant slaat geen water op
stengel is hol
stekels
groot wortelstelsel
klein wortelstelsel

Slide 42 - Drag question

voorjaarsbloeiers
Klimplanten
woestijnplanten
bloeien voordat er bladeren aan de bomen komen
groeit langs de boomstam richting het licht.
hebben aanpassingen om waterverlies tegen te gaan. (bijna geen bladeren, dikke waslaag, of een dikke bladeren 

Slide 43 - Drag question

Geef aan welke organismen consumenten en welke producenten zijn.
consument
producent
alg
mossel
mens
vissen
planten

Slide 44 - Drag question

In de optimumkromme is het verband tussen de temperatuur en het aantal individuen van de populatie. Bij welke temperatuur zijn de groei- en voortplantingskansen van deze organisme het grootst?
A
10 graden celsius
B
20 graden celsius
C
30 graden celsius

Slide 45 - Quiz

Welke optimumkromme hoort bij zonplanten en welke bij schaduwplanten
A
rood: schaduwplanten, blauw: zonplanten
B
rood: zonplanten, blauw: schaduwplanten

Slide 46 - Quiz

Koolstofkringloop
Koolstof in koolstofdioxide ( in de lucht)
koolstof in glucose
(producenten)
koolstof in plantaardige energierijke stoffen
koolstof in dierlijke energierijke stoffen
(consumenten)
Koofstof in energierijke stoffen
(reducenten)
verbranding
fotosynthese
Verbranding
verbranding
Lucht
Dieren
Schimmels 
en bacteriën
Planten
resten van planten en dieren

Slide 47 - Drag question

extra voor 3gt

Slide 48 - Slide

Wortelknolletjes leven samen met planten. Ze kunnen stikstof (nitraat) uit de grond opnemen. Wat zijn wortelknolletjes voor organismen?
A
mensen
B
bacteriën
C
planten
D
dieren

Slide 49 - Quiz

De stikstofkringloop 
Ammonium
Nitraat
Stikstofgas
Ammoniakgas

Slide 50 - Drag question