This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Bonjour
Slide 1 - Slide
Programme
pour la leçon 4
Aujourd'hui (=vandaag) :
huiswerk overhoren
Tips om better te leren
Pratiquer les nombres
Apprendre Quizlet 1-4 N-F
Apprendre: Mannelijk of vrouwelijk: un, une / le, la, l'
jeudi 26 janvier
Slide 2 - Slide
"Huiswerk overhoren"
Slide 3 - Slide
TIPS
Hoe leer je woordjes? Wat vind je moeilijk? Heb je tips?
Slide 4 - Slide
C'est quel nombre?
LES NOMBRES
Slide 5 - Slide
Quizlet
Apprendre voca 1-4 N-F
timer
8:00
Slide 6 - Slide
mannelijk of vrouwelijk
Slide 7 - Slide
In het Frans zijn er mannelijke (masculin) of vrouwelijke (féminin) woorden.
Soms is het logisch...
Slide 8 - Slide
Is "garçon" mannelijk of vrouwelijk?
A
mannelijk
(masculin)
B
vrouwelijk
(féminin)
Slide 9 - Quiz
Is "fille" mannelijk of vrouwelijk?
A
mannelijk
(masculin)
B
vrouwelijk
(féminin)
Slide 10 - Quiz
Is "copine" mannelijk of vrouwelijk?
A
mannelijk
(masculin)
B
vrouwelijk
(féminin)
Slide 11 - Quiz
Is "copain" mannelijk of vrouwelijk?
A
mannelijk
(masculin)
B
vrouwelijk
(féminin)
Slide 12 - Quiz
Mannelijke en vrouwelijke woorden
• Veel woorden die met -e eindigen zijn vrouwelijk:
la musique, la voisine, la porte, la table...
• Maar deze regel werkt niet altijd:
le père, le livre, le portable, le collège...
!
Slide 13 - Slide
1. De volgende soorten woorden zijn altijd mannelijk:
namen van talen, zoals ‘français’ (= Frans) en ‘slovaque’ (Slowaaks)
namen van jaargetijden, zoals ‘été’ (= zomer) of ‘printemps’ (= lente)
namen van maanden, zoals ‘juillet’ (= juli) of ‘décembre’ (= december)
namen van de dagen in de week, zoals ‘lundi’ (= maandag) of ‘mercredi’ (=woensdag)
Slide 14 - Slide
2. Woorden met een mannelijke uitgang:
-ment: un médicament (een drug)
-phone: un téléphone
-eau : un bureau
-teur: un ordinateur
-age: un fromage (een kaas)
Slide 15 - Slide
3. Woorden met een vrouwelijke uitgang:
-tion/-sion: une télévision
-té: la beauté (=de schoonheid)
-ure: une peinture (=een schilderij)
-ette: une bicyclette(=een fiets)
Slide 16 - Slide
Je hoeft niet alles te onthouden.
Wat je nu moet weten, is of de woorden in Quizlet mannelijk of vrouwelijk zijn.
Afhankelijk van het lidwoord kun je bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is.
Slide 17 - Slide
Hoe zeg je "een" in het Frans?
Slide 18 - Mind map
L'article indéfini
(het onbepaald lidwoord)
Un/une = een
un > masculin
une > féminin
une fille
un garçon
Slide 19 - Slide
L'article défini (het bepaald lidwoord)
Le/la/l' = de/het
le > masculin
la > féminin
l' > klinker/stomme h
la fille
le garçon
l'ami
Slide 20 - Slide
La roue
Quel article va avec...? (Welk lidwoord gaat met...?)
Slide 21 - Slide
un
une
soeur
monsieur
ordinateur
madame
amie/ copine
ami/ copain
Slide 22 - Drag question
le
la
l'
ami
(pré)nom
garçon
classe
fille
élève
frère
ordinateur
ville
Slide 23 - Drag question
la fille
A
un fille
B
une fille
Slide 24 - Quiz
un ami
A
le ami
B
la ami
C
l'ami
Slide 25 - Quiz
le crayon
A
un crayon
B
une crayon
Slide 26 - Quiz
une ville
A
le ville
B
la ville
C
l'ville
Slide 27 - Quiz
Page 10
un
een jongen
le garçon
Slide 28 - Slide
Exercice A page 10
un garçon = een jongen
une fille = een meisje
un livre = een boek
une classe = een klas
un copain = een vriend
un professeur = een leraar / une professeur = een lerares
un ordinateur = een computer
une mère = een moeder
un père = een vader
une copine = een vriendin
une table = een tafel
une chaise = een stoel
Slide 29 - Slide
Exercice B page 10
le garçon
la fille
le livre
la classe
le copain
le professeur / la professeur
l’ordinateur
la mère
le père
la copine
la table
la chaise
Slide 30 - Slide
Épelez, s'il vous plaît !
1. Jullie zitten in twee teams.
2. Het ene team zegt het woord en de ene persoon van de andere moet het spellen. Als de letter niet correct wordt uitgesproken, is het fout en krijgt het team geen punt. Vergeet de streepjes niet en geef de vertaling!
3. We wisselen van rol.
4. Het team dat de meeste woorden heeft geraden en goed heeft vertaald, wint!