Wat valt er op in de scene hoe Nederland wordt weergegeven?
Slide 4 - Open question
Is dit de Nederlandse identiteit?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Identiteit en stereotype
Identiteit en steroetype gaan vaak samen
stereotype is een overdreven generaliserdende versie van een identiteit.(negatief)
Denk niet in stereotypes.
Slide 6 - Slide
Wat is Identiteit?
identiteit zegt iets over wie je bent. (Dit is erg onduidelijk)
identiteitskenmerken maken dit wat makkelijker.
Taal, omgangsvormen, religie, tradities.
Kleding, sport, muziek, hobby. interesses.
groeps identitiet: als meerdere mensen de zelfde indenitietskenmerken hebben.
Slide 7 - Slide
Wat is het identiteitskenmerk van deze groep?
Slide 8 - Open question
Wat is het identiteitskenmerk van deze groep?
Slide 9 - Open question
Wat is het identiteitskenmerk van deze groep?
Slide 10 - Open question
Identiteit op verschillende schaalniveaus
Nationale schaal. Dit is het hele land.
Regionale schaal. Bijvoorbeeld Friesland of Limburg, Noord Nederland of Zuid-Nederland
Lokale schaal- een plaats, bijvoorbeeld Leeuwarden.
Slide 11 - Slide
Nationale schaal
Dit is iets wat bijna heel Nederland met elkaar gemeen heeft. taal, tradities, normen en waarden.
Slide 12 - Slide
Regionale identiteit
Friesland: de Friese taal, suikerbrood, fierljeppen.
Dit heb je wel in Friesland en niet in de rest van Nederland
Zuid-Nederland: viert Carnaval.
In het noorden niet.
Slide 13 - Slide
Lokale identiteit
sommige cambuur fans hebben niks met Friesland(terwijl leeuwarden de hoofdstad is).
dit is een voorbeeld van lokale identiteit.
Slide 14 - Slide
Regionalisme en Lokalisme
Sommige mensen voelen zich meer verbonden met de regio waar ze wonen dan het land waarin ze wonen. Dit noem je Regionalimse
Dit kan ook met de woonplaats waar je woont, Dit noem je lokalisme.
Slide 15 - Slide
hoe speelt identiteit een rol in je leven?
Je identiteit veranderd constant en blijft altijd veranderen. Wanneer je ouder wordt ben je wel bewuster van je identiteit.
Groeps identitiet. We zoeken vrienden uit met dezelfde identiteitskenmerken. (insluiting)
Mensen met een andere identiteitskenmerken worden minder snel in een groep toegelaten.(uitlsuiting)
Slide 16 - Slide
Casus: Er komt een nieuwe jongen in jullie klas, Jake. Jake komt uit de verenigde staten, hij spreekt Engels, zijn hobby is jagen. De sporten die hij leuk vind zijn Nascar en American football.
Zou Jake makkelijk in jullie groep passen? leg uit waarom wel of niet.
Slide 17 - Open question
Casus: Er komt een nieuw meisje in de klas: Lisa Lisa komt uit Utrecht, ze spreekt Nederlands. haar hobby is tekenen en gamen. haar favoriete sporten zijn voetbal en Tennis.
Zou Lisa Makkelijk in jullie groep passen? leg uit waarom wel of niet.