Keuzedeel Leervaardigheden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Examen
  1. Nederlands
    - spreken
    - luisteren
  2. PVB --> praktijkexamen
  3. Keuzedeel
    Doel waar je zelf aan wilt werken

Slide 2 - Slide

Verrijking leervaardigheden 
Onderdeel van je examenplan
Je sluit het keuzedeel af met een examen
 

Slide 3 - Slide

Wat gaan je doen? 
De komende maanden werken aan dit plan met jou doel voor jou leervaardigheid.
Dit moet je inleveren voor je examen.
Deze les ga je een leervaardigheid kiezen.

Slide 4 - Slide

Wat is een leervaardigheid?
Leren = is het verwerven van nieuwe kennis
of het aanpassen van bestaande kennis, gedrag en vaardigheden 
Vaardigheden = Iedereen bezit bepaalde vaardigheden. Vaardigheden = geven aan waar iemand bedreven in is.     Vaardigheden =zijn doorgaans leerbaar

Slide 5 - Slide

Voorbeelden van vaardigheden
  • Het maken van keuzes 
  • Overleggen  
  • Op tijd komen 
  • Netjes werken
  • Agenda bijhouden
  • Afspraken maken
  • Plannen 

  • Goed lezen  
  • Concentratie 
  • Samenwerking 
  • Voorbereiding 
  • Woorden leren 
  • Beter Nederlands spreken 
  • Beter Nederlands schrijven 

Slide 6 - Slide

Welke vaardigheid heb jij gekozen?

Slide 7 - Slide

Hoe kan je jou vaardigheid vormgeven? 
Met... SMART !

Slide 8 - Slide

Doel opzetten volgens SMART
S  = Specifiek
M = Meetbaar
A  = Acceptabel
R  = Realistisch
T  = Tijdsgebonden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Specifiek
Precies omschrijven wat je wilt bereiken

Voorbeeld;
Ik wil kampioen worden 
Beschrijf dan waarin je kampioen wilt worden? 
Kampioen hardlopen 

Slide 11 - Slide

Meetbaar
Dat je aangeeft wat je bereikt hebt als jou doel gehaald is

Voorbeeld:
In ben in vier maanden kampioen hardlopen

Slide 12 - Slide

Acceptabel
Jou voordelen om jou doel te bereiken.

Voorbeeld
Ik weet dat mijn lichaam hardlopen aankan.

Slide 13 - Slide

Realistisch
Vertrouwen = dat je doel haalbaar is.
De inspanningen zijn aanvaardbaar
Realistisch = het moet kunnen
Wat niet kan is niet realistisch
5km is realistisch, een marathon niet. 

Slide 14 - Slide

Tijdsgebonden
Vertellen waneer je doel moet bereikt zijn?

Voorbeeld
Ik wil in 4 maanden mijn doel hebben bereikt
Over 4 maanden ben ik hardloop kampioen.

Slide 15 - Slide

Het doel gaat in drie stappen
  1. Vooruitkijken
  2. Uitvoeren
  3. Terugkijken

Slide 16 - Slide

Opdracht
Bedenk nu jou doel, wat je kan helpen voor je opleiding?
Wat wil je graag leren?
Hoe wil je het doen? Of wat wil je verbeteren?

Slide 17 - Slide

Voorbeelden van vaardigheden
  • Beter Nederlands lezen
  • Beter Nederlands luisteren 
  • Beter Nederlands schrijven
  • Beter Nederlands spreken
  • Goede gesprekken voeren

  • Op tijd komen
  • Elke dag op school zijn
  • Samenwerking 
  • Woorden leren 

Slide 18 - Slide