Paragraaf 5.1 Wat heb je nodig?_2223

Agenda les vrijdag
  • Bespreken toets de heer van der Steege
  • uitleg par 5.1
  • gezamenlijk 2 opgaven maken
  • zelf aan de slag
  • weektaak 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Agenda les vrijdag
  • Bespreken toets de heer van der Steege
  • uitleg par 5.1
  • gezamenlijk 2 opgaven maken
  • zelf aan de slag
  • weektaak 

Slide 1 - Slide

Week 14 (vanaf 4 april) 
Pincode Hoofdstuk 5 Investeren moet!
  1. Wat heb je nodig?                                 de balans
  2. Waar haal je het geld vandaan?     het vermogen
  3. Wat kost dat?                                          de kosten
  4. Ga je winst maken?                              de winst & verlies rekening

Slide 2 - Slide

Balans
Balans:
  • Bezittingen
        links van de balans
        debet (activa)
  • Schulden
        rechts van de balans
        credit (activa)
De balans is altijd in balans en is een momentopname!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bezittingen
Vaste activa                            gaan langer dan 1 jaar mee
  • bedrijfspand                   als je deze niet huurt, maar koopt!
  • bedrijfswagen               als je deze niet least, maar koopt!
  • inventaris
Vlottende activa                  gaan korter dan 1 jaar mee
  • voorraad goederen
  • debiteuren                      klanten die producten hebben gekocht maar nog niet hebben betaald
Liquide activa                       betaalmiddelen
  • bank
  • kas

Slide 5 - Slide

Schulden
Lang Vreemd vermogen                   schulden met looptijd langer dan 1 jaar
  • Hypothecaire lening                   lening op je bedrijfspand vaak 20-30 jaar looptijd
  • Middellange lening                     lening op andere vaste activa vaak 2-10 jaar looptijd

Kort Vreemd Vermogen
                 schulden met looptijd korter dan 1 jaar 
  • Rekening-courant krediet      kredietlimiet op je betaalrekening
  • Crediteuren                                    voorraad inkopen op rekening - betaalt later

Slide 6 - Slide

Opgave 8
Op de balans van 1 januari van een onderneming is te zien dat de bank een saldo van € 950 heeft en dat er € 435 in de kas zit. Gedurende de eerste 2 maanden is er € 2.450 aan liquide middelen uitgegeven en is er € 2.735 aan liquide middelen binnengekomen. Het banksaldo op 20 februari bedraagt
€ 700. Hoeveel bedraagt het bedrag ‘kas’ op de balans van 20 februari?
A
€435
B
€ 970
C
€ 1.385
D
€ 1.670

Slide 7 - Quiz

Opgave 8 (liquide middelen)
Op de balans van 1 januari van een onderneming is te zien dat de bank een saldo van € 950 heeft en dat er € 435 in de kas zit. Gedurende de eerste 2 maanden is er € 2.450 aan liquide middelen uitgegeven en is er € 2.735 aan liquide middelen binnengekomen. Het banksaldo op 20 februari bedraagt € 700. Hoeveel bedraagt het bedrag ‘kas’ op de balans van 20 februari?

Uitwerking
  • totaal liquide middelen op 1 januari          € 950 + € 435 = € 1.385
  • totaal liquide middelen op 20 februari    € 1.385 + € 2.735 – € 2.450 = € 1.670
  • kas                                                                             € 1.670 – € 700 = € 970

Slide 8 - Slide

We hebben de volgende gegevens. Maak een balans en gebruik ook de indeling vaste- en vlottende activa, LVV en KVV
  • Machine €20.000,-
  • Kas €2.300,-
  • Inventaris €1.500,-
  • Debiteuren € 5.000,-
  • pand €123.000,-
  • Bank €25.600,- credit
  • Voorraad sportartikelen €54.000,-
  • Crediteuren € 25.000,-
  • Hypothecaire lening € 100.000,-
  • Eigen vermogen ?? 
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Antwoord Balans opstellen
Eigen vermogen= totaal bezittingen - totaal schulden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zelf aan de slag

  • Lees paragraaf 5.1
  • Maak opgave 1 t/m 10
    (online planning Par  5.1)

Slide 12 - Slide

Weektaak
  • Les 1: lees paragraaf 4.1 t/m 4.3
  • Les 1: Leer de begrippen van par 4.1 t/m 4.3 en samenvatting blz 126/127
  • Les 1: Maak de opgegeven opgaven par 4.3; opgave 30, 32 t/m 41 (of online via planning par 4.3)
  • Les 2: lees paragraaf 5.1
  • Les 2: maak de opgegeven opgaven par 5.1; opgave (online via planning par 5.1) 

Slide 13 - Slide

Begrippen par 4.1

Slide 14 - Slide

Begrippen par 4.2

Slide 15 - Slide

Begrippen par 4.3

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Begrippen par 5.1

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide