2mkc Past Simple 2KGT lesson 2

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Homework
Studyguide

Exercises 1,2,4,5,6, 8, 12 and 13

workbook p. 176 till 180exercise 1 till 3



Slide 2 - Slide

Lesson goal:
By the end of this lesson you know:

How to explain that something has happened in the past ( verleden tijd)



Slide 3 - Slide

Past simple

Slide 4 - Slide

Past Simple
You use the past simple when something happened in the past and is finished.

The past simple is what in Dutch is called the "verleden tijd".

Slide 5 - Slide

Waaraan zie je dat het om een verleden tijd gaat ? 
'signaalwoorden"
Deze woorden helpen je om te herkennen dat het om een verleden tijd gaat:

  • yesterday
  • last week/year
  • a month ago
  • when I was young

Slide 6 - Slide

regelmatige werkwoorden 

Bij een regelmatig werkwoord voeg je  ed toe aan het werkwoord:
walk -> walked

Yesterday he walked in the rain ( dus geen S ! bij he/she/it )

Slide 7 - Slide

 Regelmatige werkwoorden en spelling
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie: I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:
I play - I played

Slide 8 - Slide

 Regelmatige werkwoorden spelling  
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: 
I live - I lived

De laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: I drop - I dropped

Slide 9 - Slide

Verleden tijd - onregelmatige werkwoorden
Net als in het Nederlands zijn sommige werkwoorden onregelmatig ( Ik LOOP wordt in het NL: ik LIEP en  niet ik LOOPTE)

Ook in het Engels hebben sommige werkwoorden ind e verleden tijd hun eigen vorm:

Slide 10 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
to go -> went; He went to Italy last year

to make -> made: They made a very nice meal two days ago

to do -> did: He did his homework yesterday 

to be -> was / were :  He was/ They were at home last Sunday 

Slide 11 - Slide

Onregelmatige werkwoorden 

Er zijn geen regels  voor de onregelmatige werkwoorden. 

Je moet ze gewoon uit het hoofd leren! 

Slide 12 - Slide

Previous lesson

Past simple 

Slide 13 - Slide

'Past simple'is welke tijd?

Slide 14 - Mind map


What is the past tense of: Go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 15 - Quiz


What is the past tense of: Work
A
works
B
worked
C
working
D
worked

Slide 16 - Quiz


What is the past tense of: Tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 17 - Quiz


What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 18 - Quiz


What is the past tense of: Study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 19 - Quiz


What is the past tense of: Think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 20 - Quiz


What is the past tense of: See
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 21 - Quiz


What is the past tense of: buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 22 - Quiz


Fill in: We ..... on holiday 2 years ago.
A
go
B
went
C
been
D
walked

Slide 23 - Quiz

Name two things you have learned.

Slide 24 - Open question

Hoe maak je een ontkennende zin en een vragende zin in de past simple?

Slide 25 - Open question

Past Simple - Vragen en ontkenningen 
Vragen 
Did + hele werkwoord :
Did you walk to school yesterday?

Ontkennigen: 
Didn't + hele werkwoord :
You didn't walk to school yesterday.

Slide 26 - Slide

onregelmatige werkwoorden 
Let op het werkwoord to be:
Dit heeft 2 vormen in de verleden tijd:

  • was bij  enkelvoud: he wasn't at school yesterday
  • were bij meervoud : Were you at school yesterday?

Hierbij hoef je dus GEEN did of didn't te gebruiken !!!!!!!

Slide 27 - Slide

What do you find difficult ?

Slide 28 - Open question

Past Simple
On your own
Workbook
Exercise 56 till 60
p. 64 till 67

Study guide
exercise 14 and 15

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide