Stigma

1 / 29
next
Slide 1: Slide
MentorlesMBOStudiejaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vorige week

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het eind van de les:
  • Weet je wat stigma betekend
  • Weet je wat je er al professional aan kan doen
  • Ben je je bewust van hoe Stigma's ontstaan
  • Begrijp je de gevolgen van Stigma's

Slide 5 - Slide

Zelfstandig/gezamelijk
Boek: Mensen professioneel ondersteunen

Lezen:
Thema 16.1 Stigmatisering en 16.2 vormen van stigma

Opdracht in ELO

Stigma's.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Kan je zelf een programma in de media opnoemen wat volgens jou invloed heeft op stigmatisering?

Slide 10 - Open question

Kort door de bocht heb je 4 soorten stigmatisering

1. Zelfstigmatisering
2. Publiekelijke stigmatisering
3. Structurele stigmatisering
4. Associatieve stigmatisering

Pak 5 minuten om uit te zoeken wat elk begrip betekend.

Slide 11 - Slide

Antwoorden begrippen
Zelfstigmatisering: Stigmatisering gebeurt niet alleen door anderen. Je kan ook zelf stigmatiseren. Je legt jezelf stigma op. Denk hierbij aan: ‘Ik ben depressief en dus een mislukkeling.’ 


Publieke stigmatisering: Dit is een verzamelnaam voor de stigmatisering vanuit de maatschappij. Deze ontstaat onder andere door berichtgevingen in de media. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Mensen met psychische problemen zijn gevaarlijk’ .



Structurele stigmatisering: Deze vorm van stigmatisering is politiek en economisch gerelateerd. Het zit verankerd in de cultuur en wet- en regelgeving van een land. Hierdoor mogen in sommige landen mensen met psychische problemen bijvoorbeeld niet stemmen.


Associatieve stigmatisering: Een voorbeeld hiervan kan zijn: ‘Door haar manier van opvoeden kan het niet anders dat haar kind ADHD heeft’.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Het ombuigen van stigma is belangrijk, maar het kan ook lastig zijn.

Je hebt individuele strategieën die je kan oppakken om dit om te buigen, maar je hebt daarnaast ook collectieve strategieën nodig.

Slide 16 - Slide

Wat zouden individuele strategieën kunnen zijn die jij zelf zou kunnen oppakken om stigmatisering om te buigen?

Slide 17 - Open question

Wat zouden collectieve strategieën kunnen zijn die wij samen als samenleving zouden kunnen oppakken om stigmatisering om te buigen?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Krijg je op je werk te maken met stigmatisering? Hoe ga jij hier als professional mee om?

Slide 20 - Open question

Wat kan je in de praktijk doen als hulpverlener?
Volgens de uitkomsten van een onderzoek van de HAN, wat omschreven staat in de module 'destigmatisering' van de website GGZ standaarden staat het volgende geschreven om destigmatisering in de hulpverlening te laten slagen: 

Om destigmatisering in de hulpverlening te laten slagen, moeten verschillende actoren betrokken worden. Liefst samenwerkend op verschillende niveaus, vanuit lokaal gewortelde structuren, netwerken of maatschappelijke steunsystemen.


 Ten eerste zullen mensen met een psychische aandoening zelf actief moeten worden, in ieder geval om zelfstigmatisering tegen te gaan en om weerstand tegen stigma op te bouwen.


 Ten tweede kunnen mensen met een psychische aandoening en ervaringsdeskundigen gezamenlijk actief worden, zowel om zelfstigmatisering tegen te gaan als om het publieke stigma en het structureel stigma tegen te gaan. 

 

Slide 21 - Slide

Wat kan je in de praktijk doen als hulpverlener?

Ten derde kunnen ggz-professionals en andere zorg- en dienstverleners zich inzetten door patiënten te helpen zelfstigma op te lossen, maar ook voor het minimaliseren van stigmatisering in de hulpverlening bijvoorbeeld door intervisie voor de bewustwording en bestrijding van eigen vooroordelen. 



Tot slot moeten politiek en overheid en andere maatschappelijke sectoren dan de ggz (zoals gemeentelijke diensten, welzijnsorganisaties, bedrijfsleven, het onderwijs, woningcorporaties et cetera) een groot aandeel leveren aan het tegengaan van publiek stigma en structureel stigma. 



Slide 22 - Slide

Destigmatiseringsactiviteiten voor de hulpverleners zelf is daarnaast ook van belang.
Het is belangrijk dat aangestipt wordt dat zorgverleners niet alleen partners in stigmabestrijding zijn, maar ook doelgroep voor destigmatiseringsactiviteiten.

 Machtsongelijkheid tussen zorgverleners en patiënten is een belangrijke factor in stigmatiseringsprocessen, evenals vooroordelen, vooringenomenheid en onwetendheid bij zorgverleners. 

Uit onderzoek in Nederland komt naar voren dat de attitudes bij zorgverleners in verschillende sectoren (verslavingszorg, huisartsenzorg, ggz) nogal verschillen en dat zij op punten minstens zo veel stigmatiseren als de algemene populatie.

Daarom zijn destigmatiseringsactiviteiten nodig in het brede professionele circuit

Slide 23 - Slide

Belangrijke competenties van hulpverleners

In Betrokken actoren kwam al naar voren dat ggz-hulpverleners en andere professionals kunnen bijdragen aan het tegengaan van zelfstigma en stigma in de hulpverlening en het vergroten van de individuele weerbaarheid tegen stigma-ervaringen van hun patiënten. 

Slide 24 - Slide

Wat zijn volgens jullie belangrijke competenties van hulpverleners bij het aangaan van stigmatisering?

Slide 25 - Open question

Het volgende aan competenties is nodig:
Bewustwording: zorgverleners zijn zich bewust van de processen van (zelf)- stigmatisering en de gevolgen hiervan voor patiënten. Bewustwording van de gevolgen van stigma en vervolgens stigmatisering actief tegengaan en voorkomen, ook binnen de hulpverlening, zijn belangrijke elementen in herstelondersteunende zorg.


Alert zijn: zorgverleners zijn alert op de mogelijke gevolgen van de impliciete machtsongelijkheid in hun relatie met een patiënt. Zij kunnen zichzelf afvragen hoe zij met patiënten omgaan en of bepaalde vooroordelen hierbij een rol spelen.


Empowerend werken: zorgverleners kunnen patiënten ondersteunen om zelfverzekerd om te gaan met stigma (empowerment) en om heldere keuzes te maken over openheid over de aandoening. Ook kunnen zij patiënten strategieën aanreiken die weerbaarheid tegen stigma helpen opbouwen of versterken.

Slide 26 - Slide

Het volgende aan competenties is nodig (vervolg):


E
lkaar durven aanspreken: zorgverleners durven elkaar aan te spreken op stigmatiserende houdingen en patiënten helpen om te gaan en te leren omgaan met moeilijke en pijnlijke stigmatiserende situaties in hun omgeving. Zij stimuleren stigma-zelfmanagement, met als onderdelen openheid, zelfvertrouwen bevorderen en helpen om de weerbaarheid tegen stigma te vergroten.



Hoop en optimisme: zorgverleners dragen in hun gesprekken met patiënten een perspectief van hoop en optimisme, zonder daarbij mogelijke knelpunten te veronachtzamen.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide