TH 7 BS 6 Spieren en beweging

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

Herhalen vorige les
Basisstof 5: Impulsgeleiding
  1. Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
  2. Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt.

Slide 2 - Slide

Welk woord hoort het meest bij impulsgeleiding?
A
actiepotentiaal
B
acetylcholine
C
neurotransmitter
D
postsynaptisch membraan

Slide 3 - Quiz

welk onderdeel van ons zenuwstelsel activeert onze spieren?
A
animaal
B
orthosympatisch
C
parasympatisch
D
autonoom

Slide 4 - Quiz

welk type zenuwcel wordt gebruikt?
A
sensorisch
B
schakel
C
motorisch

Slide 5 - Quiz

Regeling
Thema 7
Basisstof 6 
Spieren en beweging

Slide 6 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
  2. Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen.
  3. Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren. 

Slide 7 - Slide

Glad spierweefsel
Trage contractie (= samentrekking)

Zitten veel in organen bijvoorbeeld darmen, blaas, baarmoeder, maag, bloedvaten.

Raken niet snel vermoeid

Slide 8 - Slide

Dwarsgestreept spierweefsel
Bestaande uit spiervezels, ontstaan door versmelting spiercellen.

Bevat vele kernen 

Verbonden aan skelet (skeletspieren)

Maken beweging mogelijk (hefboom)

Slide 9 - Slide

Hartspierweefsel
Spierfibrillen die niet naast elkaar liggen in een spiervezel

Raakt niet snel vermoeid

Slide 10 - Slide

Hartspierweefsel
Spierfibrillen die niet naast elkaar liggen in een spiervezel

Raakt niet snel vermoeid

Slide 11 - Slide

Overzicht typen spierweefsel

Slide 12 - Slide

Dwarsgestreept spierweefsel
Spierschede van bindweefsel, gaat uiteindelijk over in bindweefsel van pezen      (= bevestiging spier aan skelet).  Spierbundels ook omgeven door bindweefsel. Motorisch eindplaatje (= vertakkingen motorisch neuron naar één spiervezel). Een motorische eenheid = motorisch neuron + motorisch eindplaatje + spiervezels. 

Slide 13 - Slide

Myofibril
Sarcomeer
Myofibrillen (= spierfibril) bestaande uit filamenten (= eiwitdraden)
De filamenten bestaan uit actine- en myosinefilamenten. Deze liggen regelmatig gerangschikt in sarcomeren.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Acetylcholine
Bij impuls door motorisch neuron komen blaasjes met neurotransmitters acetylcholine (ACh) vrij in synaps. Bij ontstaan EPSP (exciterend) ontstaat een contractie van de aangesloten spiervezels.
Binas 88H

Slide 17 - Slide

welke neurotransmitter wordt gebruikt om het signaal naar de spier door te geven?
A
glutamaat
B
acetylcholine
C
nicotine
D
GABA

Slide 18 - Quiz

Myoglobine
In de spieren zit myoglobine
Dit bindt bij lage zuurstofspanningen 
beter aan zuurstof dan hemoglobine. 
Dit is handig om in de spieren extra 
zuurstof over te nemen van Hb. 

Slide 19 - Slide

duif filet
Witte spieren: weinig myoglobine, korte inspanning

Rode spieren: veel myoglobine, lange inspanning
kip filet

Slide 20 - Slide

 Verzuring van de spieren
Ontstaan van melkzuur verlaagt de pH in de spier. Als er zuurstoftekort in de spier optreedt kan de omzetting van melkzuur niet meer plaatsvinden. Dit veroorzaakt spierpijn.

Slide 21 - Slide

Houding en beweging
De kracht die op je spieren staat wordt de spiertonus genoemd.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Leerdoelen

  1. Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
  2. Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt.

Slide 24 - Slide

Spier
Spiervezel
Pees
Spierbundel

Slide 25 - Drag question

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 26 - Drag question

Welke rol speelt calcium bij de samentrekking van spieren?
A
Geen idee
B
Door Ca2+ verandert er iets in het actine-stuk, waardoor de myosinekop kan buigen
C
Het Ca2+ zorgt voor de omzetting van ATP in ADP + P --> energie
D
Door Ca2+ kan de antagonist van het sarcomeer de samentrekking overnemen

Slide 27 - Quiz

Wat is het moment dat de sarcomeer korter wordt?
A
Als ATP bindt
B
Als ATP omgezet wordt in ADP + Pi
C
Als ADP + Pi loslaten
D
ALS ADP bindt

Slide 28 - Quiz

Aan de slag

Lees basisstof 5 door 
Maak opdrachten 43 t/m 49

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video