H21.5 Lichaamsvreemde eiwitten, transplantaties

21.5 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

21.5 

Slide 1 - Slide

21.5
Lichaamsvreemde eiwitten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Bekendste bloedgroepsysteem is ABO en Rhesus
Naast het ABO-bloedgroepsysteem en Rhesus-bloedgroepsysteem bestaan er meer dan 30 systemen met bij elkaar ongeveer 350 verschillende bloedgroepen. Het gros van die structureren is bij vrijwel iedereen aanwezig, maar een klein deel 
daarvan komt bij vrijwel niemand voor. 

Gemiddeld heeft ieder persoon ongeveer 150 verschillende structuren. Deze worden gevormd door de verschillende
soorten eiwitten en suikers die aan de 
buitenkant van de rode bloedcellen zitten. 

Slide 4 - Slide

Welke soort antistoffen zijn dit?

Slide 5 - Slide

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B aan de celmembraan van de rode bloedcel?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep B en AB

Slide 6 - Quiz

Bloedtransfusies

Donorbloed bevat alleen rode bloedcellen

Ontvanger bevat natuurlijk wel bloedplasma met daarin eventueel antistoffen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep O+
B
Bloedgroep O-
C
Bloedgroep AB+
D
Bloedgroep AB-

Slide 9 - Quiz

Resusbaby

Resusantagonisme

Slide 10 - Slide

Door scheurtjes placenta of tijdens de bevalling
Let op!! antistoffen zijn IgG en passen dus door de placenta!

Slide 11 - Slide

Probleem pas bij 2e zwangerschap van WEER een resus-pos kind.

Eind zwangerschap weer bloedcontact:
- dan via geheugencellen
   snelle aanmaak van IgG
- door placenta naar kind 
- afbraak rode bloedcellen

Slide 12 - Slide

Behandeling resusantagonisme gericht op voorkoming

  • bij D- vrouw en D+ kind
  • bij 1e zwangerschap krijgt vrouw injectie met anti-D
  • gelijk afbraak foetale rode bloedcellen zonder dat vrouw zelf antistoffen (en geheugencellen) gaat maken.
  • Na de bevalling nog extra injectie met anti-D
  • Herhaling bij 2e kind indien dit weer D+ is

Slide 13 - Slide

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de antistoffen A en B. Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben. Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden. Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Welke bloedgroep is
de "universele donor"?
A
AB+
B
AB-
C
O+
D
O-

Slide 16 - Quiz

Transplantaties
Weefsels worden voor een transplantatie getypeerd om er zeker van te zijn dat de ........... van de donor en ontvanger zoveel mogelijk op elkaar lijken. Wat moet er op de puntjes worden ingevuld?

Slide 17 - Slide

HLA/MHC
Ieder mens bezit op chromosoom 6 meer dan 200 genen voor de MHC-eiwitten. Door een grote variatie in allelen zijn bijvoorbeeld de MHC-I-eiwitten op jouw lichaamscellen waarschijnlijk heel anders dan de MHC-I-eiwitten op de cellen van een ander. Dit maakt een transplantatie, het overzetten van een orgaan of weefsel van een donor naar een ander, tot een risico. Bij de acceptor, de ontvanger van het orgaan, gaat het mis. Het lichaam accepteert het nieuwe orgaan niet: er treedt afstoting op (bron 25).

Slide 18 - Slide

Orgaantransplantaties
HLA = Human Leucocyte Antigene (MHC-I en MHC-II)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Hoewel het effect van matching voor de HLA-antigenen minder dominant is geworden door de invoering van efficiëntere immuunsuppressie, bijvoorbeeld met cyclosporine A, beïnvloedt HLA de transplantaatoverleving nog wel degelijk. De HLA-DR-antigenen zijn daarbij het belangrijkst, gevolgd door matching voor HLA-B. De HLA-A-antigenen blijken minder sterke transplantatie-antigenen te zijn.
Afstoting is een gevolg van de afweerreactie van alle type witte bloedcellen, die de 
HLA-eiwitten als lichaamsvreemd herkennen.

Slide 21 - Slide

In 1954 lukte het voor het eerst een nier te transplanteren. Een man kreeg een nier van zijn broer. Zijn afweersysteem reageerde NIET met afstoting. Wat is een juiste verklaring?
A
De broer had bloedgroep O-
B
Zij hadden beide dezelfde bloedgroep
C
Zij hadden beide hetzelfde HLA-systeem
D
Niercellen hebben geen antigenen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Link

Het politieke besluit om mensen die hun keuze niet vastleggen in het Donorregister te beschouwen als personen die toestemming geven voor orgaan- en weefseldonatie deed veel stof opwaaien. Ben je het eens met dit politieke besluit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

1 donor kan maximaal 8 levens redden
A
klopt
B
klopt niet

Slide 25 - Quiz

Noem de 8 organen die je kunt doneren

Slide 26 - Open question

welke weefsels kun je doneren? Meerdere antwoorden mogelijk!
A
huid
B
oogweefsel
C
hartkleppen
D
bloedvaten, bot- en peesweefsel

Slide 27 - Quiz

Stelling: een roker zou geen donorlongen mogen krijgen
eens
oneens

Slide 28 - Poll

stelling: alleen als je zelf donor bent heb je recht op een donororgaan
eens
oneens

Slide 29 - Poll