H21.5 Lichaamsvreemde eiwitten, transplantaties

21.5 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

21.5 

Slide 1 - Slide

Bekendste bloedgroepsysteem is ABO en Rhesus
Naast het ABO-bloedgroepsysteem en Rhesus-bloedgroepsysteem bestaan er meer dan 35 stelsel met bij elkaar ongeveer 300 verschillende bloedgroep-antigenen. 

Slide 2 - Slide

Welke soort antistoffen zijn dit?
BINAS 84K

Slide 3 - Slide

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B aan de celmembraan van de rode bloedcel?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep B en AB

Slide 4 - Quiz

Bloedtransfusies
Donorbloed bevat alleen rode bloedcellen, je krijgt dan dus niet het plasma van de donor waarin de antistoffen van de donor zitten.
Ontvanger bevat natuurlijk wel bloedplasma met daarin eventueel antistoffen 

Slide 5 - Slide

De rhesusfactor

Slide 6 - Slide

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep O+
B
Bloedgroep O-
C
Bloedgroep AB+
D
Bloedgroep AB-

Slide 7 - Quiz

Resusbaby

Resusantagonisme

Slide 8 - Slide

Door scheurtjes placenta of tijdens de bevalling
Let op!! antistoffen zijn IgG en passen dus door de placenta!

Slide 9 - Slide

Probleem pas bij 2e zwangerschap van WEER een resus-pos kind.

Eind zwangerschap weer bloedcontact:
- dan via geheugencellen
   snelle aanmaak van IgG
- door placenta naar kind 
- afbraak rode bloedcellen

Slide 10 - Slide

Behandeling resusantagonisme gericht op voorkoming

  • bij D- vrouw en D+ kind
  • bij 1e zwangerschap krijgt vrouw injectie met anti-D
  • gelijk afbraak foetale rode bloedcellen zonder dat
     vrouw zelf antistoffen (en geheugencellen) gaat
     maken.
  • Na de bevalling nog extra injectie met anti-D
  • Herhaling bij 2e kind indien dit weer D+ is

Slide 11 - Slide

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de antistoffen A en B. Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben. Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden. Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 12 - Quiz

Welke bloedgroep is
de "universele donor"?
A
AB+
B
AB-
C
O+
D
O-

Slide 13 - Quiz

Transplantaties
Weefsels worden voor een transplantatie getypeerd om er zeker van te zijn dat de ........... van de donor en ontvanger zoveel mogelijk op elkaar lijken. Wat moet er op de puntjes worden ingevuld?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

HLA/MHC
Ieder mens bezit op chromosoom 6 meer dan 200 genen voor de MHC-eiwitten. Door een grote variatie in allelen zijn bijvoorbeeld de MHC-I-eiwitten op jouw lichaamscellen waarschijnlijk heel anders dan de MHC-I-eiwitten op de cellen van een ander. Dit maakt een transplantatie, het overzetten van een orgaan of weefsel van een donor naar een ander, tot een risico. Bij de acceptor, de ontvanger van het orgaan, gaat het mis. Het lichaam accepteert het nieuwe orgaan niet: er treedt afstoting op (bron 25).

Slide 16 - Slide

Orgaantransplantaties
HLA = Human Leucocyte Antigene (MHC-I en MHC-II)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Hoewel het effect van matching voor de HLA-antigenen minder dominant is geworden door de invoering van efficiëntere immuunsuppressie, bijvoorbeeld met cyclosporine A, beïnvloedt HLA de transplantaatoverleving nog wel degelijk. De HLA-DR-antigenen zijn daarbij het belangrijkst, gevolgd door matching voor HLA-B. De HLA-A-antigenen blijken minder sterke transplantatie-antigenen te zijn.
Afstoting is een gevolg van de afweerreactie van alle type witte bloedcellen, die de 
HLA-eiwitten als lichaamsvreemd herkennen.

Slide 19 - Slide

In 1954 lukte het voor het eerst een nier te transplanteren. Een man kreeg een nier van zijn broer. Zijn afweersysteem reageerde NIET met afstoting. Wat is een juiste verklaring?
A
De broer had bloedgroep O-
B
Zij hadden beide dezelfde bloedgroep
C
Zij hadden beide hetzelfde HLA-systeem
D
Niercellen hebben geen antigenen

Slide 20 - Quiz

Het politieke besluit om mensen die hun keuze niet vastleggen in het Donorregister te beschouwen als personen die toestemming geven voor orgaan- en weefseldonatie deed veel stof opwaaien. Ben je het eens met dit politieke besluit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Auto-immuunziektes
De volgende 3 stappen lijken de meeste auto-immuunziektes te veroorzaken
1) genetische aanleg
2) patienten maken T- of B-cellen die zelf-antigenen kunnen herkennen op MHC
3) een infectie zet het aangeboren immuunsysteem ertoe aan om die verkeerde B en T cellen (dus het adaptieve immuunsysteem) te activeren
Hoe? Misschien via moleculaire mimicry: antigenen van ziekteverwekkers kunnen lijken op lichaamseigen antigenen

Slide 22 - Slide

Huiswerk
Lezen 21.5 
maken 21.5: 1 tm 8

Slide 23 - Slide