PA 2- repaso de wederkerende ww- trappen van vergelijking- woordenschat
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoy = vandaag
programma:
* repaso de los verbos reflexivos (wederkerende werkwoorden)
* trappen van vergelijking
* woordenschat oefenen
Leerdoelen:
* Ik kan zinnen maken met de trappen van vergelijking
Slide 2 - Slide
Wederkerende werkwoorden- verbos reflexivos p. 50
Slide 3 - Slide
Kies het juiste anwtoord: (vosotros, vestirse) __________ por la maÑana?
A
vestís
B
vestimos
C
os vestimos
D
os vestis
Slide 4 - Quiz
Cuando (tu, irse) __________ a clase de inglés?
A
os vais
B
te vas
C
se va
D
vas
Slide 5 - Quiz
Yo (irse) __________ el sábado y nosotros (irse) ____________ el domingo
A
me voy, nos vamos
B
voy, va
C
os vais, nos vamos
D
me voy, te vas
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
acostarse
levantarse
divertirse
ducharse
vestirse
Slide 8 - Drag question
Wat is de vergelijking in deze zin? Mi amigo es tan divertido como yo
Slide 9 - Open question
wat is de vergelijking in deze zin? Mi escuela es mejor que la de mi hermana
Slide 10 - Open question
wat is de vergelijking in deze zin? el vestido de Bershka es menos caro que el de Mango
Slide 11 - Open question
A trabajar!
Como es tu dia? Hoe ziet jouw dag eruit?
- Kies 2 werkwoorden
- Voor elke werkwoord maak zinnen van minimaal 4 woorden
- Zoek woorden op die je niet weet.
timer
6:00
Slide 12 - Slide
Tekstboek p. 53
Slide 13 - Slide
timer
7:00
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Werkboek deel B p. 73
maken opdr. 28 a,b en c
Slide 16 - Slide
Maak een Kahoot!
- In tweetal: Maak een account in Kahoot! in: https://create.kahoot.it/
- Gebruik een email (van school of google email)
- Maak een Kahoot! van 10 woorden uit de woordenschatlijst in Magister.me
- Elke les gaan we een Kahoot! spelen en woordenschat oefenen
timer
15:00
Slide 17 - Slide
kahoot.it
Slide 18 - Link
Maak twee zinnen waar je dingen met elkaar vergelijkt. - je zin heeft minimaal 4 woorden - gebruik een van de trappen van vergelijking - gebruik woorden uit woordenschatlijst PTO3