H2 Grote natuurlandschappen - Par 1 Ontbossing in Amazonegebied (BB-nummers) - les 2

H2.1 Ontbossing in het Amazonegbied
1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2.1 Ontbossing in het Amazonegbied

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Je kunt minstens 2 verschillen noemen tussen een ingericht landschap en een natuurlandschap. (B2)
2. Je kunt het verschil tussen beschrijven en verklaren in eigen woorden uitleggen. (B4)
3. Je begrijpt hoe breedteligging de temperatuur op aarde beïnvloed. (B48)
4. Je kunt de 3 soorten neerslag in eigen woorden beschrijven. (B57)
5. Je kunt de kenmerken van een klimaatdiagram benoemen en een klimaatdiagram lezen. (B72)
6. Je kunt de kenmerken van cultuurlandschap benoemen. (B77)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Link

This item has no instructions

B2 Gebieden

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Cultuurlandschap
Natuurlandschap
Wat inrichtingselementen?
Wat zijn natuurelementen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

B4 Beschrijven en verklaren
Beschrijven
Wat?
Waar?
Verklaren
Waarom?
Waarom daar?
Waarom daar op die manier?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

B48 Breedteligging en temperatuur
Wat is opvallend aan deze foto?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Breedteligging
Breedteligging en temperatuur

Slide 9 - Slide

De zon is een ‘kachel’ die de aarde verwarmt. Maar de zon geeft niet overal op aarde evenveel warmte af. De breedteligging van een plaats is van grote invloed op de temperatuur. Op hoge breedte, dus in de poolstreken, is het koud. Op lage breedte, dus in de tropen, is het warm. Die temperatuurverschillen hebben twee oorzaken.
  1. Verwarmen van de grote van het aardoppervlak,
  2. Afstand die de zonnestralen afleggen door de dampkring

Breedteligging
1
Op hogere breedte is het kouder omdat de zon schuiner instraalt en dus een groter oppervlak moet verwarmen.
2
Op hogere breedte is het kouder omdat de zonnestralen een langere weg door de atmosfeer afleggen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1
hoge/lage breedte?
2
hoge/lage breedte?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoe hoger de breedtegraad, hoe kouder het wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

De atmosfeer = de dampkring
De atmosfeer is de luchtlaag om de aarde heen. 

Door deze atmosfeer is de temperatuur perfect op aarde voor al het leven.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe hoger, hoe kouder
Zonnestralen verwarmen eerst de grond en dan de lucht boven de grond. Onze atmosfeer wordt dus van onder opgewarmd.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

B57 Neerslagfactoren
Hoe onstaat neerslag?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Fase-overgangen
1
2

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

B57 Neerslagfactoren
1. Lucht (met waterdamp erin) warmt op.
2. Lucht stijgt op.
3. Lucht koelt af (hoe hoger, hoe kouder).
4. Waterdamp condeseert (waterdamp --> druppels)
5. Ontstaan wolken.
6. Neerslag

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

2 soorten regen
1. Stijgingsregen
2. Stuwingsregen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Stijgingsregen
  • Evenaar > altijd warm > warme lucht stijgt op > koelt af > kan minder waterdamp bevatten > stijgingsregen
  • Gebieden met stijgingsregens zijn goed te herkennen op een wereldkaart.
Hoe herkennen we stijgingsregen op deze kaart?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Stuwingsregen
1
Berg stuwt vochtige lucht hoger in de atmosfeer
2
Lucht koelt af, waterdamp condenseert: neerslag.
2
Droge lucht gaat verder aan de achterzijde van de berg.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Stuwingsneerslag
Stuwingsneerslag komt voor in berggebieden.

  • Bij de loefzijde gaat de neerslag omhoog.
  • Bij de lijzijde is er geen neerslag
       meer. Deze is bij de loefzijde al

       gevallen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Himalya gebergte
1
2
A
Lijzijde
B
Loefzijde

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

B72 Klimaatdiagram

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

B77 Cultuur- en natuurlandschap

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

B2 aardrijkskunde: gebieden & B77 cultuur- en natuurlandschap
Een gebied of regio is een stuk van het aardoppervlak. Kijk je het gebied rond, dan zie je het landschap (het zichtbare deel van het aardoppervlak)
2 soorten landschappen:
1. Natuurlandschap: bijna niet veranderd in het landschap. Alles in de natuur: bergen, rivieren, moerrassen. Veel oorspronkelijke plantengroei/vegetatie
Fysische geografie bekijkt hoe dit is ontstaan.
Natuurlandschap is te vinden in dunbevolkte gebieden.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Je kunt minstens 2 verschillen noemen tussen een ingericht landschap en een natuurlandschap. (B2)
2. Je kunt het verschil tussen beschrijven en verklaren in eigen woorden uitleggen. (B4)
3. Je begrijpt hoe breedteligging de temperatuur op aarde beïnvloed. (B48)
4. Je kunt de 3 soorten neerslag in eigen woorden beschrijven. (B57)
5. Je kunt de kenmerken van een klimaatdiagram benoemen en een klimaatdiagram lezen. (B72)
6. Je kunt de kenmerken van cultuurlandschap benoemen. (B77)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions