What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica - herhalen zinsdelen (voor start les mv)
Grammatica zinsdelen
Herhalen grammatica zinsdelen
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica zinsdelen
Herhalen grammatica zinsdelen
Slide 1 - Slide
Doel van de les
Aan het einde van deze les: hebben we de theorie over grammatica zinsdelen (pv, ow, wg en lv) herhaald en hebben we hiermee geoefend.
De stof die we vanaf vandaag gaan behandelen, komt allemaal op de toetsweek terug!
Slide 2 - Slide
Wat zou je NU moeten kunnen/kennen?
Zin verdelen in zinsdelen door zinsdeelstreepjes
Theorievragen beantwoorden over: pv, ow, wg, lv
Zinnen ontleden: pv, ow, wg en lv
Slide 3 - Slide
Wat weet je nu nog over de zinsdelen
die we tot nu toe hebben behandeld?
Slide 4 - Mind map
De persoonsvorm. Wat weet je hier nog van? Hoe kun je hem vinden?
Slide 5 - Open question
"Alle leerlingen van klas 1 weten de persoonsvorm te vinden."
De persoonsvorm is:
A
leerlingen
B
weten
C
persoonsvorm
D
vinden
Slide 6 - Quiz
Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:
"Wat is de persoonsvorm in deze zin?"
A
wat
B
is
C
de persoonsvorm
D
in
Slide 7 - Quiz
Wat weet je nog over het onderwerp van een zin?
Slide 8 - Open question
Wat is het onderwerp?
"Wie wil onze moeder helpen met het maken van de stoofschotel?"
A
Wie
B
onze moeder
C
De stoofschotel
D
wil
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp?
"Tijdens deze show zullen verschillende circusdieren optreden voor het publiek."
A
Zullen
B
Voor het publiek
C
Verschillende circusdieren
D
Deze show
Slide 10 - Quiz
Wat weet je nog over het werkwoordelijk gezegde?
Slide 11 - Open question
Werkwoordelijk gezegde
Zegt wat het onderwerp doet
Alle werkwoorden in de zin (pv + rest werkwoorden)
Let op: soms woordjes 'te' of 'aan het' erbij
Eén werkwoord? Dan benoemen als pv én wg
Slide 12 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"De marathonloper uit Rotterdam geeft nooit meer op."
A
geeft
B
geeft meer op
C
geeft op
D
geeft nooit op
Slide 13 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Mijn moeder is de was aan het ophangen in de tuin."
A
is
B
is ophangen
C
is aan het ophangen
D
is was aan het ophangen
Slide 14 - Quiz
Wat weet je nog over het lijdend voorwerp?
Slide 15 - Open question
Lijdend voorwerp
ding of persoon overkomt/ondergaat iets
ding of persoon is
lijdend
= ding/persoon kan er niets aan doen!
Ik eet vanmiddag een appel.
pv = eet / ow = ik / wg = eet / lv = een appel
De appel kan er niets aan doen dat het gegeten wordt. Het ondergaat iets.
Slide 16 - Slide
Lijdend voorwerp
Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen: wie/wat + pv + ow + rest wg? Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp begint
nooit
met een voorzetsel.
Tip: streep alle zinsdelen weg die met een voorzetsel beginnen. Kijk daarna pas of er een lijdend voorwerp in staat.
Slide 17 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
"Het nieuwe boek zet mijn moeder in de boekenkast."
A
Het nieuwe boek
B
mijn moeder
C
boek
D
de boekenkast
Slide 18 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
"Op warme dagen eet ik elke dag een ijsje."
A
Op warme dagen
B
ik
C
elke dag
D
een ijsje
Slide 19 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
"Mijn broertje slaapt op het stapelbed in de logeerkamer."
A
Mijn broertje
B
op het stapelbed
C
de logeerkamer
D
er staat geen lijdend voorwerp in de zin
Slide 20 - Quiz
Heb
jij
de afwas
in de keuken
gezet?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Slide 21 - Drag question
Ontleed de zin helemaal: pv t/m lv
"Ons team heeft gisteren de belangrijkste wedstrijd gewonnen!"
Slide 22 - Open question
Antwoord zin vorige dia
"Ons team heeft gisteren de belangrijkste wedstrijd gewonnen!"
pv = heeft
ow = ons team
wg = heeft gewonnen
lv = die belangrijkste wedstrijd
Slide 23 - Slide
Ontleed de zin helemaal: pv t/m lv
"Mijn vader werkt in de tuin met zijn hark."
Slide 24 - Open question
Antwoord zin vorige dia
"Mijn vader werkt in de tuin met zijn hark."
pv = werkt
ow = Mijn vader
wg = werkt
lv = X
Slide 25 - Slide
Huiswerk voor de volgende les
Maak opdracht 10 op blz. 248
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Grammatica zinsdelen 3
June 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
(formatief) PW grammatica alle zinsdelen
November 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica zinsdelen 3 (H1 t/m H6)
April 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhalen Grammatica Zinsdelen H1 t/m H6
May 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
pv-ow-gez-lv
June 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Instaptoets zinsdelen
November 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
zinsdel jaar 1
October 2024
- Lesson with
14 slides