This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Das Deutsch Quiz 2023
Slide 1 - Slide
Duits is de meest gesproken moedertaal in de Europese Unie.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Duits is de meest gesproken taal in Europa. Dat mensen in Zwitserland en Oostenrijk Duits praten, weet iedereen. Maar waar wordt het nog meer als moedertaal gesproken?
A
In Italië, België en Luxemburg
B
In Denemarken,
Liechtenstein en
Italië
Slide 3 - Quiz
Wat is de grootste stad van Duitsland?
A
Berlijn
B
Frankfurt
Slide 4 - Quiz
Welke kleuren heeft de Duitse vlag?
A
schwarz - gelb - rot
B
schwarz - rot - gold
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Duitsland bestaat niet uit provincies maar uit Bundesländer. Hoeveel Bundesländer heeft Duitsland?
A
9
B
16
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Hoeveel buurlanden heeft Duitsland?
A
9
B
7
Slide 9 - Quiz
Hoe heet de snelweg in het Duits?
A
Schnellweg
B
Autobahn
Slide 10 - Quiz
Hoeveel inwoners heeft Duitsland?
A
83 Millionen
B
31 Millionen
Slide 11 - Quiz
Wat zie je hier?
A
das Brandenburger Tor
B
der Berliner Dom
Slide 12 - Quiz
Wat is het grootste vrijetijdspark van Duitsland?
A
Europapark
B
Movie Park Germany
Slide 13 - Quiz
Hoe heet deze 'Torte'?
A
Schwarzwälder-Kirsch
B
Sachertorte
Slide 14 - Quiz
Hier staan vier automerken. Welk automerk komt uit Bayern?
A
BMW
B
Volkswagen
Slide 15 - Quiz
"bellen" betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
bellen
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Welke drie merken zijn Duits?
A
Ikea, Facebook en Chanel
B
Dr. Oetker, Adidas en Porsche
C
Apple, Porsche und Nike
Slide 18 - Quiz
Hoe noemen de Duitser dit figuurtje?
A
Gartenzwerg
B
Gartenmann
C
Gartenkerlchen
D
Zaunkabalter.
Slide 19 - Quiz
Een Duitse jongere spreekt zijn eigen oma aan met …
A
du (jij)
B
Sie (u)
Slide 20 - Quiz
De meest voorkomende Duitse achternaam is .................
A
Jansen
B
Meier
C
Schmidt
D
Müller
Slide 21 - Quiz
Duitsers betalen ook sinds 2002 met euro 's. Wat was daarvoor de munteenheid in Duitsland?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken
Slide 22 - Quiz
In het Duits zet je soms een Umlaut op:
A
de a, o, i, u
B
de i, u, e
C
de a, o, u
D
de a, i, u, o, e
Slide 23 - Quiz
juist of onjuist? de vertaling van "es"= het de vertaling van "ihr"= jullie
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quiz
Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland kunt halen?