1.3 Sta je sterk als consument?

AGENDA

  1. Voorkennis
  2. Doelen van de les
  3. Uitleg
  4. Oefenen
  5. Afsluiten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

AGENDA

  1. Voorkennis
  2. Doelen van de les
  3. Uitleg
  4. Oefenen
  5. Afsluiten

Slide 1 - Slide

Voorkennis
Na deze les kun je:
  • uitleggen waardoor we verschillende behoeften hebben
  • uitleggen hoe we beïnvloed worden bij onze keuzes
  • het verschil uitleggen tussen commerciële en ideële reclame
  • voorbeelden noemen van reclamemedia

Slide 2 - Slide

Met procenten een getal berekenen
Je inkomen is €800 per maand. Daarvan moet je 22% betalen aan huur. Welk bedrag betaal je per maand aan huur?







€ 800 : 100 = € 8 x 22 = € 176

%
100
1
22
Getal
€ 800
€ 8
€ 176
: 100
x 22

Slide 3 - Slide

Rekenen met procenten
Hoe bereken je met procenten een getal?
  1. Maak van de vraag een som
  2. Maak van het percentage een decimaal getal = percentage ÷ 100
  3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Doelen van deze les
Na deze les weet je:
  • Hoe consumentenorganisaties je kunnen helpen
  • Wat een vergelijkend warenonderzoek is
  • Dat je recht hebt op een deugdelijk product
  • Wat garantie is

Slide 6 - Slide

Rekenen met procenten
Op een laptop van € 1.200,- krijg je 7,5% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
  1. Maak van de vraag een som: 7,5% van 1.200 is ...
  2. Maak van het percentage een decimaal getal = percentage ÷ 100: 7,5 ÷ 100 = 0,075
  3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal: 0,075 x 1.200 = € 90

Slide 7 - Slide

Rekenen met procenten
Op een spijkerbroek van € 70 krijg je 5% korting. Hoeveel euro korting is dat?
  1. Maak van de vraag een som: 5% van 70 is ...
  2. Maak van het percentage een decimaal getal = percentage ÷ 100: 5 ÷ 100 = 0,05
  3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal: 0,05 x 70 = € 3,50

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

OEFENEN
  • Maak uit je boek van paragraaf 1.2 de vragen 19, 20, 21, 22, 24, 25 en 26
  • Dit is ook het huiswerk!

Slide 10 - Slide

Afsluiting
Na deze les kun je:
  • uitleggen waardoor we verschillende behoeften hebben
  • uitleggen hoe we beïnvloed worden bij onze keuzes
  • het verschil uitleggen tussen commerciële en ideële reclame
  • voorbeelden noemen van reclamemedia

Slide 11 - Slide

Afsluiting
  • met een percentage een getal uitrekenen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Consumentenorganisaties
  • Consumentenorganisaties komen op voor de belangen van de consument.

Slide 14 - Slide

Vergelijkend warenonderzoek

  • Een vergelijkend warenonderzoek is een test van een aantal soortgelijke producten. 

  • De producten worden vergeleken op bijvoorbeeld gebruiksgemak, kwaliteit, energieverbruik, veiligheid en prijs.

Slide 15 - Slide

Vergelijkend warenonderzoek

Slide 16 - Slide

Prijs per standaardgewicht
Producten verschillen in prijs en gewicht. Om de prijzen goed te vergelijken, moet je alle prijzen omrekenen naar hetzelfde gewicht.

Slide 17 - Slide

Verschil garantie deugdelijk product
Deugdelijk product
Garantie

Slide 18 - Slide

Verschil garantie deugdelijk product
Deugdelijk product
Garantie

Slide 19 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten:
29, 31, 32, 34, 35, 36, 38, 39 en 40

Slide 20 - Slide

Wat heb je onthouden?

Slide 21 - Slide

Consumentenorganisaties
A
geven je uitleg over je rechten
B
proberen veel producten te verkopen
C
zijn er voor bedrijven als AH en Jumbo
D
testen geen producten

Slide 22 - Quiz

We hebben het gehad over consumentenorganisaties.
Wat doen deze organisaties?
A
Die komen op voor de producent.
B
Die komen op voor de fabrikanten.
C
Die komen op voor de belangen van de overheid.
D
Die komen op voor de belangen van de consument.

Slide 23 - Quiz

Welke hoort NIET tot de consumentenorganisaties?
A
ANWB
B
Vereniging Eigen Huis
C
IKEA
D
Consumentenbond

Slide 24 - Quiz

EEN VERGELIJKEND WARENONDERZOEK IS EEN ONDERZOEK NAAR:
A
VERSCHILLENDE PRODUCTEN
B
DEZELFDE SOORT PRODUCTEN

Slide 25 - Quiz

Je hebt 3 maanden een nieuwe telefoon. Maar sinds deze week laadt hij niet goed meer op. Je kan hier niks aan doen. Heb je garantie?
A
Ja, want je hebt hem net
B
Ja, want hij is stuk en het komt doordat het product niet deugdelijk is.
C
Nee, het is gewoon slijtage
D
Nee, je hebt geen garantie op een telefoon

Slide 26 - Quiz

De NVWA controleert of iedereen zich aan de .............. houdt. Welk begrip mist?
A
warenwet
B
garantie
C
(vergelijkend) warenonderzoek

Slide 27 - Quiz

Jij hebt een nieuwe telefoon gekocht. Je bent er zo blij mee, dat je zelfs op de wc aan het appen bent. Nu gebeurt het ergste wat je kan overkomen... Hij valt in de wc. Heb je nog garantie?
A
Ja, want ik heb hem net
B
Ja, want het was een ongeluk
C
Nee, het was mijn fout
D
Nee, je hebt geen garantie op een telefoon.

Slide 28 - Quiz

In welke geval heb je recht op garantie?
A
het krop sla van de supermarkt is na een week bruin geworden
B
je nieuwe Playstation wil niet meer aan
C
je wil je PS2 laten repareren
D
je fiets heeft een lekke band

Slide 29 - Quiz

Jij koopt in de winkel bedorven voedsel. Met welke regel is dat in strijd?
A
Deugdelijk product
B
Garantie
C
Warenwet

Slide 30 - Quiz

Samenvatting
  • wat is een consumentenorganisatie 
  • wat is een vergelijkend warenonderzoek  en hoe kan je prijzen vergelijken
  • wat is een deugdelijk product en wat is garantie 
  • wat is de Warenwet 

Slide 31 - Slide