LMA1 - wk 51 - voltooid en tegenwoordig deelwoord

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je kunt het voltooid en tegenwoordig deelwoord correct spellen. 

Slide 3 - Slide

Voltooid
deelwoord

Slide 4 - Mind map

Het voltooid deelwoord
  • Is een werkwoordsvorm.
  • Geeft aan dat iets is afgelopen (voltooid).
  • Staat in een zin altijd samen met een vorm van hebben of zijn.
  • Staat vaak aan het eind van een zin.
  • Begint vaak met een prefix zoals ge-, be- of ver-.

Slide 5 - Slide

Stel je nog steeds de vraag:


Is het een PV JA of NEE?


Blijven doen hoor!

Slide 6 - Slide

Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen
  • Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
  • gemaakt
  • gegooid
  • verhuisd
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide



Persoonsvorm VT
Voltooid
deelwoord

Slide 8 - Slide

VD (voltooid deelwoord)
van sterk werkwoord
Er zijn geen regels voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden.

Je moet ze uit het hoofd leren

Voorbeeld:
lopen - liepen - gelopen
eten- aten - gegeten
helpen - hielpen - geholpen

Slide 9 - Slide

VD (voltooid deelwoord)
van zwak werkwoord
Stap 1: bepaal de stam van het ww (hele werkwoord -en).
Stap 2: kijk naar de laatste letter van de stam.
Stap 3: Gebruik 't exkofschip: zit de laatste letter van de stam hierin? 
  Ja: ik-vorm + t
  Nee: ik-vorm + d

Slide 10 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van:
KRABBEN
Ik heb ...
A
Gekrabt
B
Gekrabd
C
Gekrabben
D
Krabbend

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
BELONEN
Ik heb ...
A
Beloond
B
Beloont
C
Belonen
D
Belonend

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
VREZEN
Ik heb ...
A
Gevreest
B
Gevreesd
C
Gevrozen
D
Vrezend

Slide 13 - Quiz

Tegenwoordig
deelwoord

Slide 14 - Mind map

Tegenwoordig deelwoord
Een tegenwoordig deelwoord (of onvoltooid deelwoord) geeft een handeling aan die nog niet voltooid (=klaar) is.

Je schrijft het tegenwoordig deelwoord: 
  • infinitief (hele werkwoord) + d
  • bijvoorbeeld: etend, lachend

Slide 15 - Slide

Tegenwoordig deelwoord
Hele werkwoord + d

Het is nog bezig, terwijl je het doet. Er gebeuren dus twee dingen tegelijk.

Knipogend fietste hij voorbij.
De mannen vielen knokkend door de deur.
 

Slide 16 - Slide

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'slapen'?
A
slapend
B
slaapt
C
slapen
D
geslapen

Slide 17 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'daten'?
A
gedatet
B
datende
C
gedatend
D
datend

Slide 18 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'huilen'?
A
gehuild
B
huilend
C
huilent
D
gehuilt

Slide 19 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'juichen'?
A
gejuicht
B
gejuichd
C
juichend
D
juichent

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide