This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Nederlands
Fictie
'Het Gouden Ei'
Slide 1 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
... ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met het thema, motieven, (non-)fictie, mening en argumenten.
Slide 3 - Slide
Thema & Motieven
Thema Verhalen gaan ergens over. Ze hebben een diepere bedoeling. In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.
Verhaalmotieven Gebeurtenissen, gevoelens, situaties, onderwerpen die vaker terugkomen in een verhaal.
Leidmotief Woorden of zinnen of concrete voorwerpen die vaker (letterlijk) terugkomen in een verhaal.
Slide 4 - Slide
Moraal
Moraal
Een wijze les. De schrijver wil iets zeggen over wat goed of fout is en hoe mensen zouden moeten leven.
Slide 5 - Slide
Fictie & non-fictie
Fictie Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).
Non-fictie Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).
Slide 6 - Slide
Realistisch & Niet-realistisch
Realisme In hoeverre kan een verzonnen verhaal wel of niet echt gebeuren?
Realistisch Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren.
Niet-realistisch / onrealistisch Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren.
Slide 7 - Slide
Mening & Argumenten
Beoordelingswoorden Je mening geef je door beoordelingswoorden te noemen.
Argumenten Je beoordelingswoorden onderbouw je met argumenten. Je legt hiermee uit waarom je het boek spannend, interessant of anders vond. Je kunt hierbij ook nog verwijzen naar een fragment uit het boek om je argumenten extra te ondersteunen.
Slide 8 - Slide
Mening & Argumenten
Emotieve argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie). (maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend)
Realistische argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch vindt. (geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel)
Morele argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen. (Goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken)