^hfdstk 6 herhaling

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quiz

aanschafprijs - restwaarde
---------------------------------------- =
economische levensduur
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving

Slide 2 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 3 - Quiz

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 4 - Quiz

De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500.
Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen voor €3000.
Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€600
B
€1250
C
€450
D
€350

Slide 5 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 6 - Quiz

Noem de productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur en kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon

Slide 8 - Quiz

Welke productiefactoren heb je nodig om te produceren?

Slide 9 - Open question

Hoe bereken je de afschrijving?

Slide 10 - Open question

Hoe produceren bedrijven iets in de bedrijfskolom?

Slide 11 - Open question

Als het aanbod hoger wordt en de vraag blijft gelijk, dan
A
Blijft de prijs ook gelijk
B
Stijgt de prijs
C
Daalt de prijs

Slide 12 - Quiz

De prijs van appels is gestegen, hierdoor
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
worden er meer peren verkocht
B
bakken we extra appeltaart
C
worden er meer appels verkocht
D
worden er minder appels verkocht

Slide 13 - Quiz

Hoe hoger de prijs, hoe
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
lager de vraag
B
hoger de vraag
C
lager het aanbod
D
groter het aanbod

Slide 14 - Quiz

Dit is een grafiek van ...
A
de vraag
B
het aanbod

Slide 15 - Quiz

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 16 - Quiz

De prijs is 60 euro exclusief 6% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 17 - Open question

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 18 - Open question

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Hoe bereken je de brutowinst en nettowinst?

Slide 20 - Open question

Wat is het verschil tussen een verkoopprijs en een consumentenprijs?

Slide 21 - Open question

Welke btw-tarieven zijn er?

Slide 22 - Open question

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 23 - Quiz

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 24 - Quiz

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
Scholing
B
Arbeidsvoorwaarden
C
Arbeidsverdeling
D
Openingstijden

Slide 25 - Quiz

Er is meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan, dit noem je:
A
onderbezetting
B
overbezetting

Slide 26 - Quiz

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
Doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
Doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
Doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
Doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Slide 27 - Quiz

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Waar staat MVO voor?
A
Maatschappelijk Voogdelijk Ondernemen
B
Miniscuul verantwoord overschot
C
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Slide 29 - Quiz

Er ontstaat 7.000 liter verontreinigd water per spijkerbroek. Dit wordt zelden gereinigd. Dit water is een voorbeeld van:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
C
Maatschappelijke kosten

Slide 30 - Quiz

Er is meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan, dit noem je:
A
onderbezetting
B
overbezetting

Slide 31 - Quiz

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Er ontstaat 7.000 liter verontreinigd water per spijkerbroek. Dit wordt zelden gereinigd. Dit water is een voorbeeld van:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
C
Maatschappelijke kosten

Slide 33 - Quiz

Waar staat MVO voor?
A
Maatschappelijk Voogdelijk Ondernemen
B
Miniscuul verantwoord overschot
C
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Slide 34 - Quiz