wk 10 les 1/2 vwo 1, unité 4

programme vwo 1

UNITÉ 4

Huiswerk voor vandaag was: maken oef 1 t/m 8 + lr appr 1+2

Inloggen lessonup

woorden appr 1 + 2 bespreken

de ontkenning bespreken (la négation)

jeu de l'oie

Huiswerk:

lundi 9 mars: Toets Unité 3

vendredi 13 mars: maken 9 t/m 13 van unité 4, leren appr 1,2,3

lundi 16 mars: SO unité 4 apprendre 1,2,3,4

la méduse

la vache

le serpent

la poule

la souris

le canard

nager

le tracteur

voler

né

schrijf de 10 Frans woorden op die bij de afbeeldingen stonden

la négation

Welke zin is goed?

1. Je ne suis malade pas.
2. Je suis ne pas malade.
3. Je ne suis pas malade.
4. Je ne suis malade pas.

Maak ontkennend: C'est un chien.

programme vwo 1

UNITÉ 4

Huiswerk voor vandaag was: maken oef 1 t/m 8 + lr appr 1+2

Inloggen lessonup

woorden appr 1 + 2 bespreken

de ontkenning bespreken (la négation)

jeu de l'oie

Huiswerk:

lundi 9 mars: Toets Unité 3

vendredi 13 mars: maken 9 t/m 13 van unité 4, leren appr 1,2,3

lundi 16 mars: SO unité 4 apprendre 1,2,3,4

jeu de l'oie

pak/maak zelf een pion

je krijgt 1 dobbelsteen (le dé)

het groepje beoordeelt of de opdracht goed is gedaan

Voor het beoordelen mag het boek gebruikt worden

Is een vraag goed beantwoord, dan mag de speler nog 1 keer gooien

programme vwo 1

UNITÉ 4

Huiswerk voor vandaag was: maken oef 1 t/m 8 + lr appr 1+2

Inloggen lessonup

woorden appr 1 + 2 bespreken

de ontkenning bespreken (la négation)

jeu de l'oie

Huiswerk:

lundi 9 mars: Toets Unité 3

vendredi 13 mars: maken 9 t/m 13 van unité 4, leren appr 1,2,3

lundi 16 mars: SO unité 4 apprendre 1,2,3,4

l’araignée - de spin

la guêpe - de wesp

la méduse - de kwal

la vache - de koe

la souris - de muis

la queu - de staart

la patte - de poot

la ferme - de boerderij

la poule - de kip

la surprise - de verrassing

la nuit - de nacht

l’animal - het dier

les animaux - de dieren

le chien - de hond

le chat - de kat

le loup - de wolf

le tigre - de tijger

le serpent - de slang

l’oiseau m - de vogel

le canard - de eend

l’éléphant - de olifant

le cheval - het paard

le mouton - het schaap

le poisson - de vis

les poils - de haren, de vacht

les parents - de ouders

l’agneau m het lam

le tracteur - de tractor

caresser - aaien

voler - vliegen

nager - zwemmen

piquer - prikken, steken

aider - helpen

conduire - besturen, rijden

avoir le droit - mogen, het recht hebben

dangereux, dangereuse - gevaarlijk

sauvage - wild

beau, belle - mooi

parfois - soms

quand - wanneer

né - geboren

si - zo

ne ... pas encore - nog niet

encore - nog