H3 Elektriciteit - 3.4 Energie en vermogen

H3 elektriciteit - 3.4 Energie en Vermogen
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H3 elektriciteit - 3.4 Energie en Vermogen
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Slide

Huiswerk controle
3.3 opdrachten 39  t/m 44

Slide 2 - Slide

De spanning in een serie-schakeling
A
Is overal gelijk
B
Verdeelt zich

Slide 3 - Quiz

Wat kun je zeggen over de spanning in een parallel schakeling?
A
Die verdeelt zich.
B
Die is overal gelijk.
C
Is niks van te zeggen, dit ligt aan de stroom.
D
Ik heb geen idee.

Slide 4 - Quiz

Sleep de juiste symbolen en regels bij de juiste grootheden:
timer
2:30
Spanning
Stroomsterkte
Weerstand
I
Bij parallelschakeling overal gelijk
Bij serieschakeling overal gelijk
R
Hoe meer je aansluit bij serieschakeling steeds groter
Hoe meer je aansluit bij parallelschakeling steeds groter
Verdeelt zich bij serieschakeling
U
A
V
Hoe meer je aansluit bij parallelschakeling steeds kleiner

Slide 5 - Drag question

Leerdoelen
16
ik kan vermogen of energie berekenen met P = E :t of E = P x t

L3
15
Ik kan uitleggen wat vermogen is
L3
17
Ik kan elektrisch vermogen berekenen met P = U x I
L3
"ga jij ze beheersen?"

Slide 6 - Slide


Hoe groot is de spanning van dit apparaat. 

Slide 7 - Open question


Hoe groot is de stroomsterkte van dit apparaat. 

Slide 8 - Open question


Hoe groot is het vermogen van dit apparaat?  

Slide 9 - Open question

Watt is vermogen

Slide 10 - Slide

Vermogen
Vermogen: is de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde nodig heeft. 

Vermogen (P) meet je in Watt (W) 

Energie druk je uit in Joule (J)     1W = 1 J/s 

Slide 11 - Slide

Vermogen / Energie  berekenen
P=tE
E=Pt
vermogen bereken je met: 



Hierin is: 
P vermogen in Watt (W)
E energie in Joule (J)
t tijd in seconde (s)
Energie bereken je met 



Hierin is: 
energie in (kWh) 
P = Vermogen in kW
t = tijd in uur (h)

Naast Joule kan energie ook in kilowattuur (kWh). je rekent dan met vermogen in kilowatt en tijd in uur. 

1 kWh = 3 600 000 J. 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
een wasmachine met vermogen van 2,0 kW doet 2,0 h over was.
a. Bereken hoeveel kilowattuur de wasmachine in die tijd gebruikt
b. Bereken op twee manieren uit hoeveel Joule de wasmachine gebruikt in die tijd. 

Slide 13 - Slide

een oven met vermogen van 3600W wordt 90 min gebruikt. Bereken de de energie in kWh die de oven heeft gebruikt. (noteer alleen het antwoord)

Slide 14 - Open question

uitleg berekening
een oven met vermogen van 3600W wordt 90 min gebruikt. Bereken de de energie in kWh die de oven heeft gebruikt. (noteer alleen het antwoord) 

  •  P = 3600 W = 3,6 kW 
  • t = 90 min = 1,5 h 

  • E = P x t 
  • E = 3,6 x 1,5 
  • E = 5,4 kWh 

Slide 15 - Slide

Elektrisch vermogen
  •  op typeplaatje kun je vermogen van elektrische apparaten vinden als je het aansluit op netspanning (stopcontact )

  •  vermogen geldt alleen voor de spanning waar het apparaat voor is gemaakt. 

  • Vermogen kun je berekenen uit spanning en stroomsterkte 




P  is vermogen in Watt 
U is spanning in Volt 
I is stroomsterkte in Ampère
P=UI

Slide 16 - Slide

Wat is het vermogen van 1 lamp?

Slide 17 - Open question

Welke vragen van huiswerk moeten worden besproken.

Slide 18 - Open question

Aan de slag
Wat: 
Hoe:
Hulp: 
Tijd: 
Resultaat: 
klaar: 

Aan de slag: 
Wat: Maken 3.4 opdracht 48 t/m 57 
 
Hoe: Zelfstandig of samen met directe buurman/ buurvrouw in stilte. je mag fluisterend overleggen 

Hulp: boek - docent

Tijd: 30 min 

Resultaat: beheersing leerdoelen 3.4 

klaar: nakijken gemaakt werk met nakijk boek 

Slide 19 - Slide

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Geleidbaarheid
G
Siemens
S
Weerstand
R
Ohm
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Kilowattuur 
Joule
kWh
J
Tijd
t
seconde
uur
s
h

Slide 20 - Slide