toetsje werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1,3,4

(landen) Gisteren ................................hier nog een sportvliegtuigje.

1. lande
2. landde
3. landen
4. landden

(melden)
Ik heb de directeur ....................................dat je ziek bent.

1. gemeld
2. gemeldt
3. gemelden

(transporteren)
Alles werd in dozen naar Frankrijk ........................................

1. getransporteert
2. getransporteerdt
3. getransporteerd

(melden)
Tegenwoordig ......................de krant weinig nieuws meer.

1. meld
2. meldt
3. melden
4. melt

(uitrusten)
De ..................man ging weer aan het werk.

1. uitrustende
2. uitgerustte
3. uitgeruste

(broeden)
Ik .................daar nog wel een plan voor uit.

1. broed
2. broedt
3. broet

(binden)
...................jij je tas op die manier op de fiets?

1. bind
2. bindt
3. bint

(adresseren)
Zij ...............tegenwoordig brieven duidelijker.

1. adresseerd
2. adresseerdt
3. adresseert

(tasten)
Vorige week .................de politie nog in het duister.

1. taste
2. tasten
3. tastte
4. tastten

Donderdag hebben we hierover een toets. Haal jij een voldoende?

1. ja
2. nee