Maandag 30 sept dinsdag 1 oktober Vdw en Engelse ww 4LM1V

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
4LM1V 30 sept &
1 okt
Voltooid deelwoord
Engelse werkwoorden

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
4LM1V 30 sept &
1 okt
Voltooid deelwoord
Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Vandaag:
Korte terugblik persoonvorm tt en vt  met LessonUp
Check  opdrachten vorige week
2.3 Voltooid deelwoord 1 t/m 5
2.4 Engelse werkwoorden 1 t/m 3

Slide 2 - Slide

Taalverzorging - Werkwoordspelling
2.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd
2.3 Voltooid deelwoord (blz. 281)
2.4 Engelse werkwoorden

Slide 3 - Slide

tt (wijzen)

De man ...... naar het kind.
A
wijzt
B
wijsst
C
wijst
D
wijzen

Slide 4 - Quiz

vt (richten)

Gisteren ........ de man het pistool op de vrouw.
A
richte
B
richten
C
richtten
D
richtte

Slide 5 - Quiz

vt (slapen)

Wij ...... vorige week in een hotel.
A
slaapten
B
slapen
C
sliepen
D
slaap

Slide 6 - Quiz

tt (vinden)

Hij ....... werkwoordspelling niet moeilijk.
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vint

Slide 7 - Quiz

vt (blazen)

De verliefde jongen ............. een ballon op.
A
blaasde
B
blaaste
C
blaastte
D
blies

Slide 8 - Quiz

tt (houden)

Mijn moeder .... veel van rode rozen.
A
hout
B
houd
C
houdt
D
hou

Slide 9 - Quiz

tt (verbranden)

..... je vader de pannenkoeken niet?
A
Verbrand
B
Verbrandt
C
Verbrant
D
Verbrandde

Slide 10 - Quiz

tt (vinden)

..... jij dat ook?

A
Vind
B
Vindt

Slide 11 - Quiz

vt (hechten)

De nieuwe verpleger .... de wond niet zo netjes.
A
hechte
B
hecht
C
hechtte
D
hechten

Slide 12 - Quiz

3 vragen vooraf:
Wat weet je nog...

1. Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin?
2. Hoe vervoeg je het voltooid deelwoord?
3. Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Lesdoel(en):

  • Je spelt het voltooid deelwoord juist. 
  • Je spelt ook het voltooid deelwoord, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord juist.

Slide 15 - Slide

Wat valt je op als je naar de voltooid deelwoorden kijkt?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Het voltooid deelwoord

Slide 18 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik heb gisteren op de heftruck gereden.

Slide 19 - Open question

(Stapelen) Die kratten worden te hoog ____________.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Aan de slag 2.3
2.3 Voltooid deelwoord: opdracht 1, 2, 4 blz 282


KLAAR?
De extra opdracht 1(online) en opdracht 5 blz 284


timer
20:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Taalverzorging - 2 Werkwoordspelling
2.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd
2.3 Voltooid deelwoord 
2.4 Engelse werkwoorden (blz. 285)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Welke Engelse werkwoorden
gebruik jij ?

Slide 26 - Mind map

WW-spelling: Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 27 - Slide

WW-spelling: Engelse werkwoorden
     maar..... let op de uitspraak           -n

Slide 28 - Slide

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 29 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 30 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 31 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 32 - Quiz

Aan de slag 2.4
Kies 5 werkwoorden uit onderstaande lijst en verwerk ze in een verhaal over jezelf. Denk eraan om de werkwoorden goed te vervoegen.
autocrossen, netflixen, lunchen, daten, mailen, whatsappen, checken, orderpicken, scannen, sealen, streamen, downloaden, checken.
KLAAR?  Maak van 2.4 Eng. ww: opdracht 1, 2, 3


timer
20:00

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Aan de slag 2.3 en 2.4
2.3 Voltooid deelwoord: opdracht 1, 2, 4
2.4 Engelse werkwoorden: opdracht 1, 2, 3


KLAAR?
Maak online van 2.3 de extra opdracht 1
Maak online van 2.4 de extra opdracht 1


timer
30:00

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide