This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 3 Krachten
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Controle opgaven H3.1 en 3.2
Instructie: Hfd 3.3 Nettokracht
Controle vragen of je de lesstof hebt begrepen
Wat heb je nu geleerd!
LessonUp Quiz
Slide 2 - Slide
Leerdoel H3.3 Nettokracht
Uitleggen wat er aan de hand is bij krachten in evenwicht.
De normaalkracht kunnen beschrijven en tekenen.
De nettokracht bepalen.
Slide 3 - Slide
Voorkennis
Op een schilderij dat aan de muur hangt werkt een zwaartekracht. Toch valt het schilderij niet van de muur. Hoe kan dat?
De kracht waarmee de spijker terug duwt, dit noemen we de normaalkracht.
Slide 4 - Slide
Twee krachten in evenwicht.
De zwaartekracht en spankracht zijn even groot, maar tegengesteld gericht.
De kist blijft in evenwicht.
Slide 5 - Slide
De nettokracht
De nettokracht is de optelsom van alle krachten, ook wel resultante kracht genoemd.
Krachten met gelijke richting en aangrijpingspunt mag je optellen
Krachten in tegengestelde richting met gelijk aangrijpingspunt mag je van elkaar afhalen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
De normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp en maakt hier evenwicht met de zwaartekracht.
In stilstaande situatie heft de normaalkracht de zwaartekracht op
De nettokracht is dan 0 N
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Teken de andere krachten om evenwicht te maken.
Slide 11 - Slide
Wat heb je nu geleerd!
Krachten in evenwicht
Wat is de Netto kracht?
Hoe bereken je de Nettokracht van twee krachten die dezelfde richting hebben?
Hoe bereken je de Nettokracht van twee krachten die tegengestelde richting hebben?
Wat is de Normaalkracht?
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
H3 Krachten
H3.1 Krachten herkennen
H3.2 Krachten meten
Slide 14 - Slide
Pak je mobiel.
1) Download de app LessonUp.
2) Wacht even op instructies van de leerkracht
3) Code invoeren op LessonUp.
4) log in met je eigen naam
5) pak rekenmachine en schrift / kladblaadje
6) Starten met de quiz
Slide 15 - Slide
Een veer kan slap of stug zijn. Wat kun je zeggen over slappe veren?
A
Slappe veren rekken moeilijker uit dan stugge veren.
B
Slappe veren rekken makkelijker uit dan stugge veren.
C
Slappe veren rekken net zo makkelijk uit als stugge veren.
D
Slappe veren rekken net zo moeilijk uit als stugge veren.
Slide 16 - Quiz
Je hangt een gewicht aan een krachtmeter. Door welke kracht rekt de krachtmeter uit?
A
Veerkracht
B
Zwaartekracht
C
Magnetische kracht
D
Mechanische kracht
Slide 17 - Quiz
Wat voor een kracht oefent een trampoline uit?
A
Spankracht
B
Zwaartekracht
C
Veerkracht
D
Spierkracht
Slide 18 - Quiz
Wat kun je zeggen over de polen van een magneet?
A
Twee noordpolen trekken elkaar aan.
B
Twee zuidpolen trekken elkaar aan.
C
Een noordpool en een zuidpool trekken elkaar aan.
D
Twee verschillende polen stoten elkaar af.
Slide 19 - Quiz
De bovenste magneet zweeft boven de onderste magneet. Dan is:
A
1 een Noordpool;
2 een Zuidpool
B
1 een Zuidpool;
2 een Noordpool
C
1 een Noordpool;
2 een Noordpool
D
1 een Zuidpool;
2 een Zuidpool
Slide 20 - Quiz
Als je de kracht op een spiraalveer verdubbelt:
A
wordt de lengte van de veer 2x zo groot
B
wordt de uitrekking van de veer 2x zo groot
C
wordt de lengte van de veer 4x zo groot
D
wordt de uitrekking van de veer 4x zo groot
Slide 21 - Quiz
Je gaat een kracht meten van ongeveer 4,5 N welke meter neem je dan
A
1 N
B
3 N
C
5 N
D
10 N
Slide 22 - Quiz
Hoe groot is de zwaartekracht op een voorwerp van 1 kg?
A
0,1 N
B
1 N
C
10 N
D
100 N
Slide 23 - Quiz
Jaap tekent een krachtenpijl van 5 cm. Hij zet er bij: 1 cm = 10 N. Hoe groot is de kracht die Jaap met zijn pijl aangeeft?
A
1 N
B
5 N
C
10 N
D
50 N
Slide 24 - Quiz
zwaartekracht en gewicht zijn hetzelfde
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Watt
B
Newton per kilogram
C
Newton
D
Volt
Slide 26 - Quiz
Gewicht meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht
Slide 27 - Quiz
Wat is de formule voor het berekenen van de zwaartekracht?
A
Fz=m/g
B
Fz=m x g
C
Fz=g/m
D
Fz=m x 10
Slide 28 - Quiz
Het blokje heeft een massa van 350 g. Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,35 N
B
3,5 N
C
350 N
D
3500 N
Slide 29 - Quiz
Astronaut André (massa 80 kg) bevindt zich op de maan. Hij gaat op één been staan. De sterkte van de zwaartekracht op de maan is 1,6 N/kg. Welke uitspraak is – natuurkundig gezien – het meest juist?