Oefentoets K5
1 / 38
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
der Platz
die Sachen
die Straße
die Ordnung
de orde
het plein
de straat
de spullen
Slide 2 - Drag question
dort
Slide 3 - Open question
nie
Slide 4 - Open question
also
Slide 5 - Open question
sofort
Slide 6 - Open question
der Wald
Slide 7 - Open question
der Garten
Slide 8 - Open question
die Straße
Slide 9 - Open question
bald
Slide 10 - Open question
suchen
Slide 11 - Open question
zum Beispiel
Slide 12 - Open question
het ziekenhuis
Slide 13 - Open question
de kruising
Slide 14 - Open question
het stoplicht
Slide 15 - Open question
het bed
Slide 16 - Open question
de kast
Slide 17 - Open question
de kamer
Slide 18 - Open question
Ga rechtdoor en dan de eerste straat links.
Sie - dann - Straße - geradeaus - erste - Gehen - und - links. - die
Sie - dann - Straße - geradeaus - erste - Gehen - und - links. - die
Slide 19 - Open question
Natuurlijk. Wat wilt u weten?
Was - wissen? - klar. - Sie - Na - möchten
Was - wissen? - klar. - Sie - Na - möchten
Slide 20 - Open question
De muren zijn wit en grijs.
Wände - grau. - sind - und - Die - weiß
Wände - grau. - sind - und - Die - weiß
Slide 21 - Open question
Mijn kamer is gezellig.
ist - Zimmer - gemütlich. - Mein
ist - Zimmer - gemütlich. - Mein
Slide 22 - Open question
uur
vijf over
kwart over
half
kwart voor
tien voor
fünf nach
zehn vor
Uhr
halb
Viertel nach
Viertel vor
Slide 23 - Drag question
om drie uur
Slide 24 - Open question
om tien over half zeven
Slide 25 - Open question
om kwart voor vier
Slide 26 - Open question
om kwart over één
Slide 27 - Open question
wie
Slide 28 - Open question
waar
Slide 29 - Open question
wanneer
Slide 30 - Open question
hoe
Slide 31 - Open question
wat
Slide 32 - Open question
Das Haus ist teuer.
... ist teuer.
... ist teuer.
Slide 33 - Open question
Die Schule ist groß.
... ist groß.
... ist groß.
Slide 34 - Open question
Der Regenschirm ist nass.
... ist nass.
... ist nass.
Slide 35 - Open question
Die Schuhe sind neu.
... sind neu.
... sind neu.
Slide 36 - Open question
Die Prüfung ist morgen.
... ist morgen.
... ist morgen.
Slide 37 - Open question
Der Schlüssel liegt auf dem Tisch.
... liegt auf dem Tisch.
... liegt auf dem Tisch.
