Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen

Welkom klas 1H
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas en pak je Chromebook, leesboek en je schrift.
Stap 2: Log in in LessonUp. Code komt op het bord.
Stap 3: Plaats hoofdletters en leestekens in de zin: mijn docent nederlands is niet blij vandaag want ze heeft niet goed geslapen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 1H
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas en pak je Chromebook, leesboek en je schrift.
Stap 2: Log in in LessonUp. Code komt op het bord.
Stap 3: Plaats hoofdletters en leestekens in de zin: mijn docent nederlands is niet blij vandaag want ze heeft niet goed geslapen

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je kunt verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
Lezen
Tekst hardop voorlezen aan elkaar
Uitleg: Zinnen correct begrenzen
Filmpje
Oefenen zinnen correct begrenzen
Huiswerk: Opdracht 1, 3 en 4 online

Slide 3 - Slide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Tekst hardop aan elkaar voorlezen
Pak je boek op blz. 32 en lees tekst 1 om de beurt aan elkaar voor.
Wat gaat er hier mis?

Slide 5 - Slide

Welke leestekens ken je al?

Slide 6 - Open question

Zinnen correct begrenzen
Een zin is vaak een mededeling. Na een mededeling volgt een punt.
Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een verbindingswoord. Na de eerste mededeling zet je een komma(,).
Voorbeeld: Max en Jasper zijn bevriend met elkaar, want ze vinden dezelfde dingen leuk. 
Soms staat het verbindingswoord vooraan in  de zin, dan staan er twee persoonsvormen naast elkaar. Zet tussen 2 persoonsvormen een kommma.
Voorbeeld: Omdat ik zou van deze leerlingen houd, krijgen ze een traktatie.



Slide 7 - Slide

Zo plaats je leestekens
1. Zet aan het eind van elke zin een punt.
2. Na een vraag doe je een vraagteken.
3. Zet een komma tussen twee persoonsvormen
4. Zet een komma na een verbindingswoord als omdat, maar, want etc.
5. Zet (in het algemeen) geen komma na de woorden en en of.
Tip: Lees je zinnen hardop voor. Dan weet je waar een punt moet staan.

Slide 8 - Slide

Filmpje Nieuw Nederlands

Slide 9 - Slide

Zet de leestekens op de juiste plek: Op zolder heb ik het raam open staan zodat er geen vieze geurtjes zijn

Slide 10 - Open question

Zet de leestekens op de juiste plek: Waar zijn mijn sleutels gebleven

Slide 11 - Open question

Aan het werk
Maken: Opdracht 1, 3 en 4 online.

Slide 12 - Slide