Formuleren H1 - Zinnen correct begrenzen

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Voor we starten....
Noteer eerst het huiswerk in jouw Plenda.

  • Donderdag 11 november: Spelling Werkwoorden H3: opdr. 1 t/m 4

  • Vrijdag 12 november: Formuleren H1: opdr. 1 t/m 3

  • Maandag 15 november: Formuleren H2: opdr. 1 t/m 4

Donderdag 18 november: Toets Spelling + Formuleren H1 + 2




Slide 2 - Slide

Doelen van de les:
  • Ik weet wat verbindingswoorden zijn.
  • Ik kan verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 3 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je al?
  • Uitleg Formuleren H1
  • Opdrachten maken



Slide 4 - Slide


Ik wil graag zelf de LessonUp doornemen.
Ik wil graag samen de LessonUp doornemen.

Slide 5 - Poll

Opdracht: Lees onderstaande tekst door.
een tijger in een Russische dierentuin kreeg van zijn verzorgers een levende geit in zijn verblijf zijn jachtinstict moest namelijk aangewakkerd worden de tijger deed echter helemaal niet wat ze hadden verwacht wat bleek namelijk de tijger en het geitje werden de beste maatjes ze zijn onafscheidelijk en tijger Amur heeft zelfs zijn slaapplek afgegeven aan de geit is dat niet aardig

Naar: Sophie Moerman, www.metronieuws.nl, op 28 november 2015

Slide 6 - Slide

Wat valt je op aan deze tekst?

Slide 7 - Open question

In de tekst op de vorige slide zijn geen hoofdletters en leestekens gebruikt. Hierdoor is de tekst slecht te lezen. Kopieer de tekst en plaats hoofdletters en leestekens, zodat er meerdere zinnen ontstaan.

Slide 8 - Open question

Weet je nog wat verbindingswoorden zijn? Geef hier een paar voorbeelden van.

Slide 9 - Open question

Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen
Een tekst bestaat uit zinnen. Een zin is meestal een mededeling. Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een verbindingswoord. Voor het verbindingswoord zet je dan een komma. 
Max en Jasper trekken veel samen op, want ze vinden dezelfde dingen leuk.

Voorbeelden van verbindingswoorden: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodra, zodat

Slide 10 - Slide

Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen
Zo zet je de leestekens in een tekst
  • Zet achter een zin een punt.
  • Zet achter een vraagzin een vraagteken.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
  • Zet voor de volgende verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra
  • Zet geen komma voor en en of

Slide 11 - Slide

Welke zin in samengesteld?
A
Karina stuurt het pakje met de post, want ze kan het niet zelf brengen.
B
Elin kon niet naar de informatie zoeken.

Slide 12 - Quiz

Aan welk woord herkende je dat de zin een samengestelde zin was?

Slide 13 - Open question

Benoem het verbindingswoord in de zin:
Cas pakt zijn tas al in, zodat hij straks meteen kan vertrekken.

Slide 14 - Open question

Benoem het verbindingswoord in de zin:
Moet de piccolo uw koffers naar de kamer brengen of neemt u die liever zelf mee?

Slide 15 - Open question

Opdracht
Hierna krijg je een paar zinnen te zien. Kijk bij elke zin uit welke zinnen de zin is samengesteld. Noteer de twee zinnen. Let op: soms verandert de volgorde van de woorden.

Voorbeeld: Nadine wil graag een mobieltje, maar het mag niet van haar moeder.
Zin 1: Nadine wil graag een nieuw mobieltje.
Zin 2: Het mag niet van haar moeder.

Slide 16 - Slide

Uit welke zinnen is de zin samengesteld? Noteer de twee zinnen.
Doordat de website vastliep kon Elin niet naar de informatie zoeken.

Slide 17 - Open question

Uit welke zinnen is de zin samengesteld? Noteer de twee zinnen.
Dirk wil met zijn vrienden afspreken, maar vandaag kan hij niet.

Slide 18 - Open question

Uit welke zinnen is de zin samengesteld? Noteer de twee zinnen.
Nadat Jill door de stromende regen had gefietst, nam ze een warme douche.

Slide 19 - Open question

Welk verbindingswoord past in de zin?

Marc moet vanmiddag naar de tandarts. Morgen moet hij naar de orthodontist.
A
dus
B
en
C
maar
D
omdat

Slide 20 - Quiz

Welk verbindingswoord past in de zin?

Lars wacht al de hele dag op antwoord. Hij heeft nog geen mail ontvangen.
A
dus
B
en
C
maar
D
omdat

Slide 21 - Quiz

Welk verbindingswoord past in de zin?

Je hebt geen kaartje gekocht. Je kunt niet naar de voorstelling.
A
dus
B
en
C
maar
D
omdat

Slide 22 - Quiz

Ik weet wat verbindingswoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Ik kan verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Aan de slag!
Maak Formuleren H1: opdr. 1 t/m 3
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.

Klaar? 
Maak de extra opdracht (4) of ga lezen in je leesboek.

Slide 25 - Slide

Huiswerk
Vrijdag 12 november:
Formuleren H1: opdr. 1 t/m 3

18 nov: Toets Spelling + Formuleren H1, H2



Slide 26 - Slide