Grammatica persoonsvormen en zinsdelen

Persoonsvorm en zinsdelen
Grammatica paragraaf 1
timer
1:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Persoonsvorm en zinsdelen
Grammatica paragraaf 1
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm in een zin aanwijzen. 
Aan het einde van de les kan ik een zin in zinsdelen verdelen.

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm van deze zin:

Gisteren heeft het Nederlands elftal in de Nations League van Polen gewonnen.
A
gisteren
B
heeft
C
gewonnen
D
elftal

Slide 3 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:

Gisteren heeft het Nederlands elftal in de Nations League van Polen gewonnen.
A
6
B
5
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Persoonsvorm en zinsdelen
Je maakt een woordspin
3 minuten: individueel in stilte
1 minuut: overleg met buurman
Klassikaal bespreken
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Stap 1: Op zoek naar de pv
Drie manieren om de persoonsvorm te vinden:
1: De tijdproef
Wijnaldum scoort het winnende goal.
2: De vraagproef
Krul stond gisteren in het doel.
3: De getalproef
Ik maakte een grote blunder.

Slide 6 - Slide

Zinsdelen maken
Stap 1: zoek de persoonsvorm, dat is altijd een apart zinsdeel. 
Stap 2: alle andere werkwoorden uit de zin zijn ook een zinsdeel.

Stap 3: Nu heb je nog verschillende stukken zin over. Plaats de overige woorden voor de PV en kijk of je nog een goede zin kunt maken. 

Slide 7 - Slide

Stap 2: Zinsdelen
De zinsdeelproef: Welke woorden kun je samen vóór de persoonsvorm zetten?

Krul stond gisteren in het doel bij het Nederlands elftal.

Slide 8 - Slide

Doe de tijdproef:
Zaterdag begint het weekend.
A
Begint zaterdag het weekend?
B
Zaterdag is het weekend begonnen.
C
Zaterdag begon het weekend.
D
Zaterdag werd het weekend.

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm:
Wanneer zet jij je schoen?
A
wanneer
B
jij
C
schoen
D
zet

Slide 10 - Quiz

Waar zijn de zinsdelen goed?
A
Anne/ en ik/ gaan vaak/ naar de bibliotheek.
B
Anne en ik/ gaan vaak naar de bibliotheek.
C
Anne en ik/ gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.
D
Anne en ik gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 4 (blz. 205)
Je werkt in stilte
15 minuten
Ben je klaar? Dan pak je je leesboek

Slide 12 - Slide

Controle lesdoel
Persoonsvorm herkennen
zin in zinsdelen verdelen

Slide 13 - Slide

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer starten de scholen weer?'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 14 - Quiz

Volgende les
Huiswerk opdracht 5 en 6 (blz. 205)

Herhalen paragraaf 1
Verder met paragraaf 3 en 5

Slide 15 - Slide