Signaalwoorden Engels KGT3/4

1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De signaalwoorden kennen is één van de belangrijkere dingen als je tekstverklaring toetsen of examens hebt.

Na een signaalwoord komt vaak een antwoord/ reden/ oorzaak/gevolg/ opsomming etc

Slide 2 - Slide

Vertaal signaalwoorden

nevertheless
A
toch
B
minder
C
nooit
D
niettemin

Slide 3 - Quiz

meanwhile
A
ondertussen
B
terwijl
C
tijdens
D
soms

Slide 4 - Quiz

moreover
A
daarom
B
omdat
C
bovendien
D
want

Slide 5 - Quiz

in contrast
A
want
B
contrast
C
in tegenstelling tot
D
omdat

Slide 6 - Quiz

consequently
A
daarom
B
vervolgens
C
als gevolg daarvan
D
consequent

Slide 7 - Quiz

although
A
alhoewel
B
want
C
ondanks
D
daarom

Slide 8 - Quiz

according to
A
geaccordeerd
B
volgens
C
wegens
D
vanwege

Slide 9 - Quiz

therefore
A
wegens
B
omdat
C
vanwege
D
daarom, dus

Slide 10 - Quiz

likewise
A
evenals
B
als
C
want
D
net als

Slide 11 - Quiz

in addition
A
en daarbij
B
tevens
C
bovendien
D
naast

Slide 12 - Quiz

to sum up
A
opsommen
B
samenvattend
C
soms
D
omdat

Slide 13 - Quiz

obviously
A
blijkbaar
B
tevens
C
klaarblijkelijk
D
duidelijk

Slide 14 - Quiz

similarly
A
evenzeer
B
vergelijkbaar
C
tevens
D
doordat

Slide 15 - Quiz

even though
A
zelfs al
B
wanneer
C
omdat
D
ook al

Slide 16 - Quiz

when
A
als
B
wanneer
C
toen
D
omdat

Slide 17 - Quiz

nevertheless
A
omdat
B
want
C
toch, niettemin
D
doordat

Slide 18 - Quiz

likewise
A
ook
B
want
C
omdat
D
evenals

Slide 19 - Quiz

while
A
ondertussen
B
gedurende
C
doordat
D
terwijl

Slide 20 - Quiz

provided that
A
in geval
B
indien
C
wegens
D
proviand

Slide 21 - Quiz

just as
A
ook
B
evenals
C
omdat
D
gelijk

Slide 22 - Quiz

indien, ingeval

Slide 23 - Open question

whereas
A
waar
B
waarom
C
waarbij
D
tevens

Slide 24 - Quiz

vertaal N-E :
toch, niettemin

Slide 25 - Open question

in plaats van

Slide 26 - Open question

daarom

Slide 27 - Open question

waarbij

Slide 28 - Open question

because

Slide 29 - Open question

hoewel, ondanks

Slide 30 - Open question

maar

Slide 31 - Open question

evenals

Slide 32 - Open question

terwijl

Slide 33 - Open question

in geval, indien

Slide 34 - Open question

in tegenstelling tot

Slide 35 - Open question

terwijl, ondertussen

Slide 36 - Open question

daarom, dus

Slide 37 - Open question

samenvattend

Slide 38 - Open question