Tijdsvolgorde: Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds
Oorzaak/gevolg: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan, waardoor, ten gevolge van
Voorwaarde: Als....(dan), indien, tenzij, mits
Opsomming: en, ook, ten eerste, ten tweede, een ander.., daarbij, daarnaast, voorts, verder, bovendien, niet alleen … maar ook, zowel … als, noch … noch, ten slotte, enzovoort, eveneens, evenals, tevens
Tegenstelling: maar, echter, daarentegen, al(hoewel), desondanks, toch, doch, integendeel, enerzijds … anderzijds, niettemin, in tegenstelling tot
Voorbeeld: zoals, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie, stel, neem nou