Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. (bijv. honden)
Hoe zit het met de lijger?
Slide 5 - Slide
Definities
Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortplanten
Genenpool is alle verschillende genen die voorkomen in een populatie
allelfrequentie= hoe vaak komt een bepaald allel binnen een populatie voor.
Slide 6 - Slide
Wat is een mutatie?
Slide 7 - Slide
<. gen .>
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn
- Ze groot genoeg zijn
- Er geen evolutie optreedt (allelen hebben dus geen specifiek voordeel)
Dan blijkt dat deallelfrequenties in populaties constant blijven
(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)
Slide 10 - Slide
Evolutie
Mutaties zorgen voor nieuwe varianten van genen, vooral als deze dominant zijn zullen ze snel worden geselecteerd op het positieve/nadelige effect.
Waarom vooral bij dominante allelen?
Slide 11 - Slide
Populaties kunnen veranderen
Slide 12 - Slide
Sommige allelfrequenties zijn stabiel (bloedgroepen bij mensen).
Veel allelfrequenties worden beïnvloed door gebeurtenissen.
Slide 13 - Slide
Veranderende soort
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn
- Ze groot genoeg zijn
- Er geen evolutie optreedt (allelen hebben dus geen specifiek voordeel)
Dan blijkt dat de allelfrequenties in populaties constant blijven
(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)
Slide 16 - Slide
Evolutie
Als een eigenschap voordeel oplevert voor overlevingskans, zorgt natuurlijke selectie voor het best aangepast zijn aan je omgeving. Oftewel natuurlijke selectie
In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans* dan spreken we vanseksuele selectie
Slide 17 - Slide
seksuele selectie
In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans* dan spreken we van seksuele selectie
Slide 18 - Slide
Beredeneer een hypothetisch geval waarbij het allel voor blauwe ogen binnen een populatie toeneemt.
Slide 19 - Open question
Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 53
opdr 49 t/m 62
compact:52,55,58,59,60, 61,62
Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Slide 22 - Slide
Genetic drift
- Puur toevalsproces:
Afzondering van een kleine sub-populatie die genetisch verschilt ten opzichte van de oorspronkelijke populatie (Founder-effect: vb. migratie ; Flessenhalseffect: rest van populatie sterft door bijv. natuurramp)
De sub-populatie groeit uit
Slide 23 - Slide
Wanneer heeft Genetic drift het grootste effect?
A
Als van een populatie van 500 individuen er 50 overleven na een ramp
B
Als van een populatie van 50 individuen er 5 overleven na een ramp
Slide 24 - Quiz
2 massa-extincties
- 10-12k jaar geleden
- 100k jaar geleden
Wat is het nadeel van geringe genetische variatie?
Weinig aanpassings-vermogen. Grote kans op inteeltziektes
Slide 25 - Slide
Veranderende allelfrequentiesdoor:
- Evolutie (gedreven door natuurlijke/seksuele selectie)
- Genetic Drift (willekeurig, hoe kleiner de afgezonderde populatie, hoe groter het effect)