1.8 werkwoord (WW) en lidwoord (LW)
Een werkwoord drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.
Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd.
Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord!
- Een is een onbepaald lidwoord.
- De en het zijn bepaalde lidwoorden.